Dit jaar is het honderd jaar geleden, dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Het was een strijd die meer dan 20 miljoen levens eiste, maar ook de internationale orde van die dagen op zijn kop zette. Aan het einde van de oorlog waren er drie keizerrijken verdwenen, te weten Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Rusland. Twee nieuwe grootmachten maakten juist in die dagen hun entree op het wereldtoneel, Japan en de Verenigde Staten.
Prestigestrijd
Nu, honderd jaar na dato vragen historici zich nog steeds af waarom die oorlog eigenlijk tot een uitbarsting kwam? Belangrijker is echter de vraag of zoiets opnieuw zou kunnen gebeuren. Sommige historici denken van wel. Zij trekken een vergelijking tussen de rivaliteit van toen, het Verenigd Koninkrijk versus Duitsland en die van nu tussen de Verenigde Staten en China. Volgens die pessimisten is de grootste overeenkomst tussen toen en nu de alom heersende zelfgenoegzaamheid.
Het speuren naar historische analogieën is nuttig, zolang iedereen maar beseft dat er daarmee een soort historische onvermijdelijkheid ontstaat. De Eerste Wereldoorlog was geenszins onvermijdelijk. Een oorlog aan het begin van de 20ste eeuw was wel steeds waarschijnlijker geworden. Dat kwam door de groeiende prestigestrijd tussen de Britten en de Duitsers, maar ook door de groeiende angst van diezelfde Duitsers voor de snelle opkomst van het Russische Rijk. In die zin gaat de vergelijking met de rivaliteit tussen China en de VS mank. De Chinezen lopen nog mijlenver achter bij de Amerikanen.

Figuur 1 Kaart van Europa aan de vooravond van WOI
Noodlot
Los daarvan is de wereld van 2014 een heel andere dan die van 1914. De belangrijkste is wel, dat de politieke en militaire elites de beschikking hebben over kernwapens. Daarmee hebben ze hun eigen noodlot in handen. Ze weten wat er gebeurt, als die krengen gebruikt gaan worden. Dat dit besef nuttig is, bewijst de Cubacrisis van begin jaren zestig van de vorige eeuw. Russen en Amerikanen beseften dondersgoed, dat ze niet te ver kunnen gaan. Datzelfde besef kan ook nu een kalmerende uitwerking hebben, mochten de spanningen in de Stille Oceaan naar een kookpunt stijgen.
Het leek er echter in die dagen op, dat de wereld welbewust op zoek was naar zijn noodlot. Oorlog was onvermijdelijk, maar ook noodzakelijk om de hedonistische wereld van toen te reinigen en te zuiveren. Sinds de dagen van Napoleon had het Oude Continent geen grootschalige oorlog meer gekend en het werd wel weer eens tijd, zo leefde het onderhuidse gevoel.
Oorlogszuchtig
Hoewel in China het nationalisme weer hoogtij viert en de VS bewezen heeft bereid te zijn de wapens op te nemen, zijn geen van beide landen echt oorlogszuchtig. Dat was in 1914 wel anders. Men kon als het ware niet wachten om ten strijde te trekken. Wat dat betreft overheerst nu het idee, dat er andere grotere gevaren te bestrijden zijn, zoals een te snelle klimaatverandering. Dat neemt natuurlijk niet weg, dat er altijd miscalculaties met noodlottige gevolgen kunnen plaatsvinden. Daar staat tegenover, dat China voorlopig militair gezien geen partij is voor de VS en zich daarom wel tweemaal bedenkt alvorens aan een ongewis avontuur te beginnen.
Oorlog is nooit onvermijdelijk, maar het is wel prettig als naties en hun leiders daarvan doordrongen zijn.

Figuur 2 Rivaliteit in de Stille Oceaan
Cor Wijtvliet
Bron:
Joseph S. Nye, 1914 revisited? Project-syndicate, January 13 2013
Opmerkingen en vragen om meer informatie kunt u richten aan [email protected]
