De financiële crisis van 2008 heeft de zogeheten economisch ontwikkelde landen enkele onaangename waarheden bijgebracht. De eerste onverwachte tegenvaller was wel, dat er geen snel herstel volgde na de diepe val. Dat was al volledig in strijd met de gangbare opvattingen.
Arbeidsmarkt
Maar nog onprettiger was, dat elke vorm van cyclisch herstel is uitgebleven. De schuldencrisis bij overheid, bedrijf en burger was en bleef daarvoor een obstakel. En nu, na zoveel jaren van schuldreductie, laat de groei nog steeds zeer te wensen over. Maar misschien nog wel erger is, dat de trends op de arbeidsmarkt na meer dan vijf jaar crisis nog steeds amper of geen verbetering voorspellen. Traditiegetrouw komt er in de exportsector amper een baan bij, maar dat gebeurt ook niet bij de overheid of bij de binnenlands georiënteerd dienstensectoren. Alsof dat nog niet genoeg is, wordt de Westerse wereld ook nog eens geplaagd door een zorgwekkend snelle groei van de inkomensongelijkheid.
Ongelijkheid
Steeds meer inkomen en vermogen belanden in handen van een steeds kleinere groep. Dat, gecombineerd met een onderwijssysteem in veel landen, dat op zijn best wisselvallig van kwaliteit is, brengt de sociaaleconomische mobiliteit van opvolgende generaties in gevaar. Weinigen twijfelen er aan, dat een te grote ongelijkheid op den duur de sociale en politieke cohesie van een samenleving onder grote druk zet. Ongelijkheid mondt uit in zeer ernstige politieke polarisatie en groeiende economische inefficiëntie.
Technologie
Het zijn vooral de arbeidsbesparende technologieën (robots, software) en veranderende patronen op de arbeidsmarkt, die de ongelijkheid in de hand werken. Steeds meer routinematige arbeid houdt op te bestaan en arbeid met een lage toegevoegde waarde is allang over de grens verdwenen. Wat vandaag de dag ook steeds zwaarder doorweegt is, dat ook voor veel zogeheten hoogopgeleiden geen plaats meer is op de arbeidsmarkt. Er is geen vraag naar hun kennis en vaardigheden.
Beleid
Heel geleidelijk beginnen beleidsmakers oog te krijgen voor deze negatieve gevolgen. Beleid wordt er echter nog amper gemaakt. Oplossingen liggen immers niet voor de hand. Het lijdt weinig twijfel, dat de huidige structurele onevenwichtigheden en de schuldenproblematiek nog lang niet achter ons liggen. Dat vraagt nog veel tijd. In de tussentijd moeten overheden het ergste leed lenigen om te voorkomen, dat een volledige generatie jongeren definitief buiten de boot valt.
In de tweede plaats moet de overheid weer het voortouw nemen en een herstart maken met publieke investeringen. Dat hoeft niet door opnieuw de schuldenballon op te pompen. De vraag moet omhoog, maar er moet ook aandacht komen voor de samenstelling van de vraag. Dat impliceert ook, dat de vraag niet meer zo hoog zal zijn als voor de crisis of zoals in de VS gebeurt door de geldpers te laten draaien en een min of meer kunstmatige vraag te creëren.
Een binnenlands lagere vraag betekent, dat er meer en blijvende aandacht moet komen voor de mogelijkheden van de export en tenslotte zullen de overheid en bedrijfsleven zich moeten inspannen om ingebakken rigiditeiten weg te snijden. Flexibiliteit helpt bij het herstel van de groei.
Leiderschap
Maar voor alles is er leiderschap nodig, dat consensus weet te kweken voor hervormingen en structurele aanpassingen. Dat leiderschap zal ook de onderlinge solidariteit moeten bevorderen in tijden dat velen buiten de boot vallen. Het duurt immers nog lang, voordat Europa en de VS weer hun potentiele groei zullen waarmaken. Als er aan een zaak gebrek is in veel westerse landen, dan is het aan verbindend leiderschap.
Cor Wijtvliet
Bron:
Michael Spence, the real challenge to growth. Project-Syndicate, January 23 2014
Vragen en opmerkingen kunt u richten aan [email protected]