Tien jaar geleden was het voor de Chinese bevolking niet toegestaan goud te kopen. Vandaag de dag is China de grootste koper van fysiek goud ter wereld, met een jaarlijkse vraag van meer dan 1.000 ton. Het zijn overigens niet alleen particulieren die het edelmetaal kopen, want ook de centrale bank van China voegde de afgelopen tien jaar veel goud aan haar reserves toe. Officieel beschikt China over een goudreserve van 1.054 ton, maar dat cijfer dateert nog uit 2009. In 2013 kochten de Chinezen, na de grootste prijsdaling in dertig jaar, een recordhoeveelheid goud.
De ontwikkeling van de Chinese goudmarkt heeft ook de interesse gewekt van niemand minder dan Alan Greenspan, voormalig voorzitter van de Federal Reserve. In een ingezonden stuk voor Foreign Affairs geeft hij zijn persoonlijke visie op deze ontwikkeling. Marketupdate heeft dit artikel integraal voor u vertaald, zodat ook Nederlandstalig publiek de woorden van de voormalig centraal bankier kan lezen.
Alan Greenspan: De gouden regel
Waarom Beijing koopt
Wanneer China een relatief beperkt deel van haar $4 biljoen aan buitenlandse valutareserves omzet in goud zal dat een onverwachte waardestijging voor haar valuta teweeg brengen in het huidige internationale financiële systeem. Uiteraard zou het een gok voor China zijn, wanneer ze met haar valutareserve zoveel goud koopt dat ze de Verenigde Staten voorbij streeft als land met de grootste publieke voorraad van monetair goud. (In het voorjaar van 2014 was de Amerikaanse goudreserve $328 miljard waard.) De nadelen voor China, indien blijkt dat het een verkeerde keus is geweest om goud te kopen, in termen van misgelopen rente-inkomsten en opslagkosten, zouden bescheiden zijn. Voor de rest van de wereld betekent het vrijwel zeker een stijging van de goudprijs, maar alleen gedurende de periode dat China goud accumuleert. De prijs van goud zal naar verwachting weer dalen, zodra China haar doelstelling ten aanzien van goud bereikt heeft.
Het bredere onderwerp van discussie – een terugkeer naar enige vorm van een goudstandaard – is nergens op de horizon van welk land dan ook te vinden. Het heeft een klein aantal aanhangers in de vrijwel universele omarming van fiatgeld en vlottende wisselkoersen. Toch heeft goud speciale eigenschappen die geen enkele andere valuta, misschien met uitzondering van zilver, kan claimen. Al meer dan twee millennia wordt goud onvoorwaardelijk geaccepteerd als betaalmiddel. Goud heeft nooit een garantie nodig gehad van een derde partij. Er worden ook geen vragen gesteld als goud of een directe claim op goud wordt aangeboden als aflossing van een schuld. Het was de enige betaalwijze die landen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog accepteerden voor de export van goederen naar Duitsland. Vandaag de dag rust de acceptatie van fiatgeld – valuta dat niet gedekt wordt door iets met intrinsieke waarde – op de garantie en de kredietwaardigheid van soevereine landen die in staat zijn belasting te heffen, een garantie die in een crisissituatie niet altijd op gelijke voet kan staan met de universele acceptatie van goud.
Indien de dollar of een andere fiat valuta ten alle tijde universeel geaccepteerd werd, dan zouden centrale banken geen enkele behoefte hebben om een goudvoorraad aan te houden. Het feit dat ze dat wel doen geeft aan dat zulke valuta geen universeel substituut vormen voor goud. Van de dertig ontwikkelde landen die rapporteren aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zijn er maar vier die geen goud op hun balans hebben staan. Gewaardeerd naar de marktprijs had het goud van de centrale banken van alle ontwikkelde landen in de wereld op 31 december 2013 een waarde van $762 miljard, ongeveer 10,3% van hun totale reserves. (Het IMF beschikt over een aanvullende $117 miljard aan goud.) Indien goud, in de woorden van John Maynard Keynes, inderdaad een ‘barbaarse reliek’ was, dan zouden centrale banken wereldwijd nooit zoveel bezitten van een edelmetaal dat door de opslagkosten effectief een negatief rendement oplevert.
Er zijn verschillende gevallen voorgekomen waarin beleidsmakers geprobeerd hebben goudreserves te verkopen. Bijvoorbeeld in 1976, toen ik voorzitter was voor de Council of Economic Advisers, en ik in gesprek was met de toenmalige minister van Financiën William Simon, Federal Reserve voorzitter Arthur Burns en president Gerald Ford. Simon had voorgesteld de complete Amerikaanse goudreserve van 275 miljoen troy ounce te verkopen en de opbrengsten te investeren in activa die rente opleveren. Simon was, conform de toenmalige visie van Milton Friedman, van mening dat goud niet langer enig monetair doel diende. Burns bracht daar tegenin dat goud de ultieme bescherming was voor de dollar. De twee konden het niet eens worden en uiteindelijk besloot toenmalig president Ford om niets te doen. Tot op de dag van vandaag is de goudreserve van de VS vrijwel niet veranderd en is de totale omvang 261 miljoen troy ounce.
Het onderwerp kwam opnieuw ter sprake in de jaren ’90, nadat de goudprijs gezakt was tot onder de $300 per troy ounce. Een van de periodieke ontmoetingen van de G10 stond in het teken van de wens van Europese landen om hun goudvoorraden te verkleinen. Maar ze waren zich er tegelijkertijd van bewust dat, wanneer ze tegelijk zouden verkopen, ze de goudprijs nog verder omlaag zouden drukken. Ze bereikten toen een overeenkomst ten aanzien van een allocatieprogramma, waarin werd vastgelegd wie op welk moment goud mocht verkopen en om welke hoeveelheden het zou gaan. Washington onthield zich daarvan. Deze overeenkomst om de goudverkopen gecontroleerd te laten plaatsvinden, werd in 2014 opnieuw herzien. In de persverklaring van deze overeenkomst schreef de Europese Centrale Bank (ECB) simpelweg dat “goud een belangrijk onderdeel blijft van de monetaire reserves”.
Beijing had ondertussen duidelijk geen ideologische aversie tegen het bezitten van goud. Van 1980 tot en met het einde van 2002 beschikten de Chinese autoriteiten over bijna 13 miljoen troy ounce goud. In december 2002 breidden ze hun goudvoorraad uit tot 19 miljoen en in april 2009 tot 34 miljoen troy ounce. Eind 2013 was China het land met de vijfde grootste publieke goudreserve ter wereld, achter de Verenigde Staten (261 mln troy ounce), Duitsland (109 mln troy ounce), Italië (79 mln troy ounce) en Frankrijk (78 mln troy ounce). Het IMF beschikte op dat moment over 90 miljoen troy ounce goud.
Ongeacht de vraag hoeveel goud China verzamelt is er geen antwoord op een veel grotere ontwikkeling in China: namelijk de vraag of een vrije, ongereguleerde kapitaalmarkt zich kan verenigen met een autoritaire staat. China heeft veel stappen gezet sinds de eerste initiatieven van de voormalig Chinese leider Deng Xiaoping. China nadert het ondenkbare doel van een bruto binnenlands product dat zich kan meten met dat van de Verenigde Staten. Weliswaar alleen na correctie voor koopkrachtpariteit, maar toch. Toch zal het steeds moeilijker worden de snelle economische groei van de afgelopen jaren vol te houden.
Daarom lijkt het onwaarschijnlijk dat China de komende jaren de Verenigde Staten in technologisch opzicht voorbij zal streven, meer om politieke dan economische redenen. Een cultuur die politiek zeer conformistisch is laat weinig ruimte voor onorthodox denken. Innovatie vereist per definitie dat men buiten de grenzen van conventionele wijsheden treedt. Dat zal altijd moeilijk blijven in een samenleving die vrijheid van meningsuiting en gedrag beperkt.
Tot op de dag van vandaag is Beijing erin geslaagd een levensvatbare – en in politiek opzicht grotendeels stabiele – maatschappij te handhaven, omdat de politieke beperkingen van het systeem van één partij gecompenseerd wordt door de mate van economische groei en materiële welvaart die gerealiseerd wordt. In de jaren die voor ons liggen zal de economische groei van China afnemen en zal het concurrentievoordeel kleiner worden.
Greenspan laat zich uit over de Chinese goudmarkt