Shinzo Abe werd mede verkozen door zijn agressieve standpunt ten aanzien van het 'bestrijden van de deflatie'. De Japans bevolking verwacht dat het beleid van Abe op den duur zal helpen op de Japanse economie te versterken, maar de premier moet beseffen dat hij met vuur speelt. Door de extreem hoge Japanse staatsschuld van meer dan 200% van het BBP is een substantiële stijging van de rente vrijwel niet te dragen.
Momenteel gebruikt de Japanse overheid ongeveer een kwart van haar rijksbegroting voor de financiering van de staatsschuld. Zou de rente op staatsobligaties stijgen naar 2%, dan zouden de rentelasten groter worden dan de belastinginkomsten. Als Japan in deze val terecht komt is er geen weg meer terug en is een 'default' onvermijdelijk. Dat kan via herstructurering van de schuld of via geldontwaarding, scenario's waar vooral Japanse spaarders de dupe van zullen worden. De Japanse schuld werd in het verleden vooral gekocht door binnenlandse spaarders, pensioenfondsen en door Japanse bedrijven, maar door de vergrijzing en de dalende spaarquote is er steeds minder vraag naar Japans schuldpapier.
Bank of Japan
De Japanse centrale bank heeft zich bereid getoond mee te werken aan het stimuleringsbeleid van Shinzo Abe. Volgens Koichi Hamada, emeritus hoogleraar economie aan de Yale University en economisch adviseur van de nieuwe Japanse premier, moet de wet van de Bank of Japan herschreven worden zodat onafhankelijkheid plaats kan maken voor een grotere verantwoordelijkheid in het behalen van haar doelstelling. Volgens Hamada levert de Bank of Japan enige inspanning, maar hanteert ze nog een beleid van 'too little, too late'. Hamada verklaarde tegenover Reuters dat het noodzakelijk is de wet van de Bank of Japan aan te passen.
“De Bank of Japan moet niet alleen staatsobligaties met een lange looptijd, maar een breder scala aan schulden kopen. Denk daarbij aan schulden in de private sector en hypotheekschulden”, aldus Hamada. Een gouveeur van de Bank of Japan, Masaaki Shirakawa, was ooit leerling van Hamada aan de Tokyo University.
Hamada wil nog een stapje verder gaan dan het opkopen van schuldpapier in eigen land: “Ik denk dat het aankopen van bezitingen in buitenlandse valuta ook onderdeel kunnen zijn van een effectief monetair beleid”. Hiermee kan Japan effectief aansturen op een verlaging van de wisselkoers, net zoals de Zwitserse centrale bank dat doet om een plafond van de Franc ten opzichte van de euro in stand te houden. Door met nieuw gecreëerde yen buitenlandse valutareserves op te kopen wordt de waarde van de eigen valuta ondermijnd. In theorie levert dat een exportvoordeel op, maar tegelijkertijd worden importen juist duurder. Mede door de hoge koers van de Japanse yen verloor Japan in 2011 haar status als exportland, een positie waar het zich tien tot vijftien jaar in heeft bevonden.
Hamada heeft gezegd dat de yen mag verzwakken tot 95 á 100 yen ten opzichte van de dollar en dat de Bank of Japan daarvoor een nieuwe inflatiedoelstelling van 2 tot 3 procent moet hanteren. “De Bank of Japan moet een soepel monetair beleid voeren, totdat de inflatie begint op te lopen”. De Japanse centrale bank heeft afgelopen week haar monetaire beleid al versoepeld door meer activa op te kopen. Dat was de derde stimuleringsmaatregelen in vier maanden tijd. Bij de eerstvolgende beleidsvergadering van de Bank of Japan zal een hogere inflatiedoelstelling geformuleerd worden.
Inflatiedoelstelling
De inflatiedoelstelling van de Japanse regering is potentieel zeer gevaarlijk. De inflatie die naar 2 of 3 procent moet is de prijsinflatie, gebaseerd op een mandje van goederen en diensten. De geschiedenis laat zien dat deze prijzen heel lang stabiel kunnen blijven, ook als de centrale bank de geldpers aanzet. Het effect van stijgende prijzen laat zich meestal pas na enige vertraging zien, maar komt dan met extra snelheid binnen. Henry Hazlitt (Oostenrijkse economische school) schreef er ooit het volgende over:
“Wat we meestal zien in de geschiedenis van langdurende of substantiele inflatie in verschillende landen is dat de prijzen in het begin veel minder minder snel stijgen dat de geldhoeveelheid groeit. In het middelste stadium stijgen de prijzen in een gelijk tempo met de geldgroei, maar op een gegeven moment bereikt de prijsinflatie een punt waarop er versnelling plaatsvindt. Op dat moment stijgt het prijspeil in een veel hoger tempo dan dat de geldhoeveelheid groeit.
Om het anders te formuleren: de snelheid waarmee de monetaire eenheid aan het begin van een periode van langdurende of substantiele (monetaire) inflatie aan waarde verliest is veel lager dan de snelheid waarmee de geldhoeveelheid groeit. In een later stadum slaat dat om en gaat het waardeverlies van de monetaire eenheid veel sneller dan de geldgroei. Als gevolg daarvan heeft de grotere geldhoeveelheid minder reële koopkracht dan de de kleinere geldhoeveelheid in de oude situatie. Daarom spreekt men in een periode van zeer hoge inflatie paradoxaal van een 'tekort aan geld'”
Wat Hazlitt hier duidelijk maakt is dat de prijsinflatie niet één op één loopt met de hoeveelheid geld die bijgedrukt wordt. In het beginstadium kan de inflatie langdurig laag blijven, om vervolgens in een later stadium de achterstand in te halen. Op dat moment kan de prijsinflatie razendsnel oplopen. Het gevaar van het beleid van de Japanse overheid en de Bank of Japan is dat het kwaad mogelijk al geschiedt is op het moment dat de prijsinflatie de gewenste 3% aantikt en dat er geen houden meer aan is. Onderstaande grafieken geven de ontwikkeling weer van de rente op 30-jaars Japanse staatsobligaties en van de wisselkoers tussen de dollar en de yen.
Rente op Japanse 30-jaars staatsobligaties loopt al enige maanden op (Bron: Bloomberg, via Zero Hedge)
Japanse yen op laagste punt in 27 maanden tijd ten opzichte van de Amerikaanse dollar (Bron: Bloomberg, via Zero Hedge)