De directeur van Barrick Gold, Jamie Sokalsky, zei in november vorig jaar tijdens een conferentie van de LBMA in Hong Kong dat er sprake is val een crisis in de goudmarkt. De statische mijnproductie heeft niet positief gereageerd op de stijgende goudprijs van de afgelopen jaren en zal naar verwachting ook niet veel meer toenemen. Zelfs niet als de goudprijs verder stijgt. Sokalsky licht toe:
“Er zijn momenteel maar een paar grote goudmijnen in de wereld die op volle productie draaien. Als we alle goudmijnen rangschikken naar grootte (er zijn momenteel ongeveer 400 producerende goudmijnen), komen we er 156 tegen die meer dan 100.000 troy ounce goud per jaar produceren. Slechts 21 mijnen halen meer dan 500.000 troy ounce goud uit de grond en zes mijnen produceren in een jaar tijd meer dan een miljoen troy ounce van het gele metaal.
Het is opvallend dat geen van alle nieuwe ontdekkingen van de laatste tijd kan worden beschouwd als een ‘super giant’ (20+ miljoen troy ounce reserve). Nieuwe goudbronnen zijn moeilijker te vinden en dat heeft direct invloed op de productiecapaciteit. Het zijn namelijk die grote ontdekkingen die een substantiele invloed hebben op het totale mijnaanbod.”
De jaarlijkse mijnproductie is volgens data van de US Geological Survey nauwelijks veranderd in de afgelopen twaalf jaar. In 2011 kwam er wereldwijd 2.560 ton goud uit de mijnen, in 2012 was dat iets toegenomen naar 2.700 ton. In 2008 werd er nog minder goud opgegraven dan in 2001 en in 2012, namelijk 2.280 ton.
Pascua Lama
Barrick Gold, een relatief grote goudproducent, kreeg eind april slecht nieuws. De Pascua Lama goudmijn, het nieuwste project op het grensgebied van Chili en Argentinië, werd door de Chileense rechtbank gesloten om ‘milieutechnische redenen’. Het is niet zomaar een mijn, want er zit naar schatting een goudreserve van 19,7 miljoen troy ounce (bijna een ‘super giant’) en er was al $8,5 miljard geïnvesteerd in de ontwikkeling van de Pascua Lama.
Door deze tegenvaller wordt het nog moeilijker om de wereldwijde goudproductie op te schroeven. Het gedeelte van de mijn dat op Argentijns grondgebied staat wordt nog wel ontwikkeld, maar Barrick houdt er rekening mee dat de werkzaamheden in zijn geheel stilgelegd moeten worden als de Chileense overheid niet meewerkt.
Sokalsky wil met dit voorbeeld aangeven dat er veel risico’s zijn in de goudmijnsector. Zelfs strategisch belangrijke mega-projecten, zoals de Pascua Lama mijn, kunnen door extee factoren ontsporen.
“Als je de wereldwijde goudproductie afzet tegen de wereldwijde vraag, dan krijg je het gevoel dat er op een gegeven moment iets moet gaan schuiven”, zo schrijft Kosares in zijn artikel op USAGold. “De aanbodfundamentals in de goudmarkt worden vaak over het hoofd gezien door de goudbeleggers die steeds wijzen op de monetaire redenen om fysiek goud aan te houden. Vroeg of laat zal de spanning tussen vraag en aanbod zich laten gelden.”
Peak gold?
Sokalsky ziet de goudmijnsector als een supertanker. Het duurt heel lang om de sector in beweging te krijgen. Er verstrijken meerdere jaren tussen het ontdekken van een nieuwe goudreserve en het op gang brengen van de goudwinning. Goudmijnen die over een aantal jaren niet meer rendabel zijn moeten tijdig worden vervangen door nieuwe mijnen. Het verkennen en identificeren van nieuwe goudreserves kost veel tijd en geld, net als de ontwikkeling van een nieuwe goudmijn. Sokalsky denkt dat de goudmijnproductie de komende jaren zelfs kan gaan dalen, zelfs als de goudprijs aanzienlijk gaat stijgen.
Wereldwijde goudmijnproductie van 2000 t/m 2012
Vraag en aanbod
Het is nog maar de vraag of vraag- en aanboddynamiek de belangrijkste drijfveer is voor de goudprijs. Slechts 10% van het jaarlijkse aanbod van goud vindt een industriële toepassing, de rest wordt gebruikt voor het maken van sieraden of het smelten van zuiver beleggingsgoud (munten en baren). In principe is er dus nooit een tekort aan goud, het is slechts niet beschikbaar voor de markt. De bovengrondse goudvoorraad is naar schatting 160.000 tot 170.000 ton groot. Het jaarlijkse aanbod uit mijnproductie van ongeveer 2.500 ton heeft in dat opzicht een beperkte invloed op het totale aanbod van bovengronds goud. Een steeds groter deel van de vraag naar goud wordt opgevangen door aanbod uit het secundaire circuit (sloopgoud en belegginsgoud).