Door: Lou Keune
Met de feestdagen moest ik weer aan haar denken. Ivania Brooks Torres stierf in 2006, 33 jaar jong. Zij liet vijf kinderen achter waaronder een adoptief kind. Doodsoorzaak? Zij stierf aan armoede en aan ons onvermogen om dusdanige voorzieningen te treffen dat zoiets als haar is overkomen niet meer zal gebeuren.
Ik heb Ivania nooit persoonlijk ontmoet. Wel haar kinderen en ouders, en ook anderen uit haar omgeving, met wie ik lange gesprekken heb gevoerd. Dat was in 2012. Fotograaf Piet den Blanken heeft haar wel goed gekend. Over haar heeft hij een tentoonstelling gemaakt die in veel plaatsen in Nederland en België bezoekers trok. Wij besloten over haar een boek te maken.
Ivania vóór en na uitbraak AIDS
Prostitutie
Ivania heeft heel haar leven, zeker sinds zij op 15-jarige leeftijd zwanger werd, gezocht naar mogelijkheden om te overleven. Zij woonde met haar moeder en haar stiefvader in Managua, in een achterstandswijk: veel armoede en alles wat daar mee samenhangt, geweld, tienerzwangerschappen, werkloosheid. Zij was slim en zeer energiek. Maar door een op zich niet eens zo’n grote beperking aan haar ogen, en daarnaast door een maatschappelijke omgeving waarbinnen het neoliberalisme met al haar interventies in het dagelijks leven zijn gang kon gaan, kon zij moeilijk werk vinden. Van alles heeft zij ondernomen, als naaiwerk en een winkeltje aan huis. Dat mislukte steeds weer, mede ook door haar slechte ogen. Geld om een aangepaste bril te kopen was er niet. Zij kreeg er wel eens een cadeau. Maar ja, in een huisje van zo’n 25 m2 met 5 kinderen brak gemakkelijk haar bril. Haar bleef geen andere uitweg dan de prostitutie. Zij walgde van dat werk. Zoals zij meerdere malen heeft gezegd en geschreven, kon zij niet anders, er moest eten zijn voor haar kinderen, die gingen voor alles. Zoals zoveel prostituees raakte zij besmet met AIDS.
Kinderarbeid
Toen zij stierf was haar oudste kind, Dorlan, 16 jaar. De vijf kinderen moesten vanaf toen voor zich zelf zorgen, voorzieningen waren er niet, de grootouders woonden ergens anders en waren ook heel arm. Dat werken waren de kinderen al gewend tijdens Ivania’s ziekte. Dorlan verzorgde gedurende de laatste maanden zijn moeder, wijkverpleging of iets wat daarop lijkt, was er niet, behalve overigens enkele buurvrouwen die meehielpen. Voor zijn zorgtaak thuis moest hij zijn werk op een metaalbedrijfje laten zitten. Oudste dochter Bielka, net zo slim als haar moeder, verdiende bij met huiswerkbegeleiding voor better-to-do kinderen. Op Ivania’s sterfdag werkte het derde kind, Pedro, 12 jaar oud, bij een aannemer buiten Managua, hij sliep op zijn werk, in een vrachtwagen. De twee andere kinderen, Margina en Samantha, waren nog te klein om geld te verdienen.
Migratie
De armoede zette zich voort in de kinderen. Ook bij hen kwamen al vroeg zwangerschappen. Werk is moeilijk te vinden in Nicaragua, zeker bij zo’n hoge jeugdwerkloosheid. Niet voor niets overweegt Pedro om zijn vriendin en twee kinderen tijdelijk te verlaten om te gaan werken in een ander land. Arbeidsmigratie dus, en dan uiteraard illegaal. Wat moet je anders? Overigens waren op het moment dat ik de kinderen van Ivania bezocht de sociale omstandigheden iets verbeterd. Mede dankzij geld uit Chávez’ Venezuela was er toen, in 2012, in de wijk een gezondheidspost waar jonge moeders terecht konden, en was er ook meer geld voor het onderwijs zodat Margina en Samantha zonder veel extra geldproblemen naar school konden. Inmiddels is Chávez overleden en Venezuela in grote financiële problemen, dus einde aan Chávez’ goedgeefsheid.
Oorzaken
Had dat niet anders gekund? Had Ivania geen ander leven kunnen krijgen? Ik denk van wel, het had eigenlijk geen groot probleem moeten zijn om haar en haar kinderen bestaanszekerheid te garanderen en verschrikkelijke keuzes als prostitutie en kinderarbeid te vermijden. Er is een al decennia oud debat over de oorzaken van de armoede in de wereld. Dat debat gaat heel wat kanten uit. Een daarvan heeft te maken met de dichotomie exogeen dan wel endogeen. Komt die armoede door oorzaken van buiten of van binnen. Ik herinner mij nog de visie van onder meer Bert Hoselitz, al heel wat decennia geleden, die het zocht in de verkeerde patroonvariabelen van veel mensen in ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld gebrekkige ondernemingszin. David McClelland had in de jaren zestig ook zo’n toen populaire theorie. Volgens hem waren veel mensen in ontwikkelingslanden te weinig achievement oriented, prestatiegericht, dus moesten mensen daarop getraind worden. Terecht werd in die tijd door André Gunder Frank erop gewezen dat juist in die landen mensen heel veel ondernamen, bijvoorbeeld migratie en opstanden, was dat dan geen ondernemingszin? Kijk ook naar mensen als Ivania en haar kinderen die alles ondernamen en ondernemen om te kunnen bestaan.
In de wat oudere literatuur worden veel oorzaken van armoede gezocht in het kolonialisme. Zie o.a. boeken van Eduardo Galeano, Pandit Nehroe, Jomo Kenyatta, en Walter Rodney (How Europe Underdeveloped Africa) waarin de nefaste invloeden van het kolonialisme werden aangetoond. Wij hebben de neiging om bij de beoordeling van allerlei ontwikkelingen in ontwikkelingslanden die periodes te vergeten. Behalve dan wanneer wij weer eens met de neus op de feiten worden gedrukt. Bijvoorbeeld naar aanleiding van de huidige stromen van vluchtelingen uit het Midden-Oosten, dan blijkt dat nog steeds de door Europese grootmachten vele jaren geleden kunstmatig getrokken landsgrenzen van grote invloed zijn op de ontwikkeling van failed nations aldaar. Op allerlei manieren zijn wij, Nederlanders, Europeanen, historisch gezien betrokken bij allerlei ontwikkelingen in de andere werelddelen. Dat zet zich nog steeds voort, bijvoorbeeld bij in het kader van ‘structurele aanpassingsprogramma’s’, aan ontwikkelingslanden opgelegde neoliberale beleidsmaatregelen als privatisering en vrijhandel. De nefaste gevolgen daarvan worden nu zelfs door aanstichters van dat beleid, het IMF en de Wereldbank, erkend.
Mythe van de ontwikkelingshulp
In dit verband is het relevant te wijzen op de mythe alsof ‘wij’ die landen helpen door de ontwikkelingshulp. Uiteraard zijn er van veel ontwikkelingsprojecten en programma’s positieve resultaten te noemen, als daar zijn de snelle verbetering van de gezondheid (zie bijvoorbeeld de spectaculaire daling van de kindersterfte) en het onderwijs (de enorme stijging van de graad van alfabetisme). Komt dat vooral door de internationale ontwikkelingshulp dan dat het vooral gevolg is van lokaal overheidsbeleid: veel van deze positieve ontwikkelingen vereisen nu eenmaal relatief weinig investeringen.
Trouwens, is er nu echt sprake van overdrachten (al dan niet in de vorm van schenkingen, leningen en investeringen) aan ontwikkelingslanden? Al sinds jaar en dag bepleit ik oog te hebben voor wat ik de omgekeerde ontwikkelingshulp noem. Ter illustratie van dat fenomeen de volgende van Eurodad afkomstige grafiek. Die doorbreekt de illusie alsof wij netto gezien bijdragen. Interessant is ook in dit verband dat Nederland een van de populairste safe tax havens is geworden. Dat biedt vermogenden en internationale ondernemingen de mogelijkheid om maximaal belasting te ‘ontwijken’ zoals dat eufemistisch heet.
Volgens Oxfam Novib verliezen ontwikkelingslanden door belastingontwijking via Nederland zo’n €460 miljoen per jaar. Zo verliest Nicaragua als gevolg van wat in de Eurodad grafiek illicit capital flight wordt genoemd (het grootste deel daarvan wordt veroorzaakt door prijsmanipulaties van internationale ondernemingen) jaarlijks ruim $300 per hoofd van de bevolking per jaar, en dat bij een per capita inkomen van iets meer dan $1.500. Stel je voor als dat geld binnen Nicaragua was gebleven, dan was de kans groter dat Ivania betere huisvesting had gehad, en een fatsoenlijke bril.
Interne oorzaken
Dat wil uiteraard niet zeggen dat armoede alleen maar door externe oorzaken te verklaren is. Nicaragua is een voorbeeld van een land waar de binnenlandse verhoudingen lange tijd en nog steeds grote beperkingen opleggen aan de bevolking. Zie bijvoorbeeld de gevolgen van de dominantie van de Somoza kliek waaraan de Sandinisten in de jaren zeventig en tachtig een einde maakten. Zie ook, om een ander voorbeeld te noemen dat ook van belang is bij de vele tienerzwangerschappen, de streng conservatieve opvattingen over en praktijken van geboortebeperking opgelegd door het huidige Nicaraguaanse regime en de aardsbehoudende katholieke kerk.
Vervlechting
Met deze en andere voorbeelden wil ik maar zeggen dat wij, Nederlanders, Europeanen, op allerlei manieren betrokken zijn bij de armoede in ontwikkelingslanden. Dat geldt eens te meer nu je nauwelijks nog van nationale economieën kunt spreken. Als gevolg van de sinds de jaren zestig enorm versnelde mondialisering van de wereldeconomie is ons bestaan economisch, en ook politiek en cultureel op velerlei wijzen vervlochten met dat van mensen elders in de wereld. Mensen als Ivania en haar kinderen en kleinkinderen zijn onze medeburgers. Maar dan wel met de aantekening dat de Nederlandse bevolking mondiaal gezien behoort tot de rijkste klasse, met onze inkomens zijn wij onderdeel van de rijkste twintig procent van de wereldbevolking, net als overigens de rijken van veel ontwikkelingslanden. Ivania en haar familie en buren zijn onderdeel van de mondiale onderklasse. Alleen al daarom maar ook om vele andere redenen dragen wij medeverantwoordelijkheid voor het gebrek aan bestaanszekerheid van de Ivania’s in deze wereld. Tot die andere redenen behoort onder meer dat wij ons nog veel te weinig bekommeren om de noodzaak van structurele veranderingen en verbeteringen in de wereldeconomie. Neem het voorbeeld van de illicit capital flight, hoe lang wordt er al niet door diverse sociale bewegingen, ook in Nederland, bepleit iets te doen aan het probleem van de tax havens. Daar komt eindelijk een beetje schot in, binnen de OECD liggen er nu diverse voorstellen.
Voorzieningen van bestaanszekerheid
Daar komt nog iets bij. Dat is dat het eigenlijk nergens voor nodig is dat de Ivania’s van tegenwoordig dergelijke verdrietige keuzes moeten maken. De wereld heeft intussen veel ervaringen met het treffen van voorzieningen van bestaanszekerheid. Zie bijvoorbeeld de sociale zekerheid in Nederland. Daar is natuurlijk van alles op aan te merken, zeker sinds al die neoliberale bezuinigingen van de laatste decennia. Maar in de grond is bestaanszekerheid verzekerd. Dergelijke en ook andere regelingen kennen ook vele andere landen. Het hoeft zeker in technische zin geen groot probleem te zijn om iets dergelijks wereldwijd te organiseren. Daarvoor circuleren diverse ideeën en voorstellen. Tot de bekendste daarvan behoren voorstellen voor stelsels van basisinkomens. Een ander bekend voorstel is ontwikkeld door de International Labour Organisation – ILO dat voorziet in het opbouwen van vangnetten in ontwikkelingslanden. UNICEF bepleit al vele het opzetten van vangnetten voor ‘moeder en kind’. Ook daarmee zijn ervaringen opgedaan.
Kortom, wat let ons? Veel argumenten tegen dergelijke voorstellen hebben te maken met nog steeds bestaande vooroordelen en opvattingen als die van Hoselitz en McCleland. Die gaan dan dikwijls vergezeld van achterhaalde opvattingen over natiestaten. Mensen als Ivania en kinderen behoren dan tot de anderen, andere samenlevingen, andere natiestaten. Wij plaatsen hen zo buiten ons. Ja, zij behoren inderdaad tot de anderen, maar dan als behorende tot onze eigen onderklassen.
Wat kost het?
Andere bezwaren hebben te maken met de aloude vraag: wat kost het? Mij lijkt dat best mee te vallen. Ik heb wat zitten rekenen. De Wereldbank heeft in een zeer recent rapport berekend dat als je de maatstaf van $1,90 per persoon per dag ziet als de grens van extreme armoede, dat dan zo’n 900 miljoen mensen het moeten doen met bestaansmiddelen beneden die grens. Nu vind ik deze maatstaf erg aan de lage kant. Want het leven in deze moderne samenleving, en dat geldt ook voor de meeste mensen in ontwikkelingslanden, vereist onder meer dat je toegang hebt tot de digitale wereld. Dat is een basisbehoefte geworden waar je moeilijk omheen kunt. Ook de kinderen van Ivania hebben Wifi en PC nodig. Dat wordt niet meegerekend in deze maatstaf van $1,90. Toch gebruik ik ze maar.
Stel dat deze ‘extreem’ armen aanvullende inkomens en voorzieningen nodig hebben ter waarde van een derde van dat bedrag om op of boven de grens van $1,90 uit te komen. Dan kost dat wereldwijd op jaarbasis, ongeveer $210 miljard. Dat is ongeveer 0,4 % van het inkomen van de rijkste landen, ook van Nederland. Dat hoeft toch geen probleem te zijn? Wat minder groei van onze (toch al) overconsumptie en een kleine belastingverhoging, en het probleem is in principe geregeld. En daar krijg je dan ook wat voor, de drang naar kinderarbeid, prostitutie en migratie wordt stukken minder.
Voor meer teksten van Lou Keune zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org.