Eindelijk heb ik zonnepanelen op mijn huis. Dat had veel eerder gemoeten. Gelukkig heb ik een stimulerende buurman. Met hem gekeken op de sites van Stichting Natuur en Milieu en van de Vereniging Eigen Huis, en toen was het snel geregeld. Waarom zonnepanelen? Natuurlijk allereerst om het milieu. Want de uitstoot van CO2 gaat nog steeds alle perken te buiten, het werd tijd dat ook ik mijn verantwoordelijkheid nam. Dat was het belangrijkste motief. Maar niet het enige, als ik eerlijk ben. De financiën waren ook belangrijk, in mij schuilt een kapitalistje. Ik vond uit dat ik de investering in zo’n 7 jaar kan terugverdienen, financieel win ik een aardig zakcentje. Dat terugverdienen kan ik mooi volgen op een speciale website.
Kwetsbaarheid
Ook een andere reden is voor mij belangrijk geworden. Als het elektriciteitsnetwerk uitvalt, dan heb ik de energie van die panelen. Ik ben dus minder kwetsbaar, kan altijd nog het licht aandoen en koken en verwarmen. Sommige buren waren kritisch over die zonnepanelen. Zij vinden ze niet mooi, en zijn bang dat het een rommeltje wordt in de buurt. Ik vind dat wel meevallen. Ik heb ze aangeboden dat als bij hen het licht uitvalt zij bij mij mogen koken. Kortom, een storing in het netwerk overleef ik wel.
Is kwetsbaarheid een probleem? Ik vind van wel. Neem het elektriciteitsnet. Door al die concentraties in de sector zijn wij allemaal afhankelijk geworden van grootschalige netwerken. De tijd van lokale energiecentrales is al lang voorbij. Via de tussenstap van provinciale centrales zijn wij gegaan richting landelijk netwerk. Welnu, als daar iets gebeurt, bijvoorbeeld een storing als gevolg van een overstroming, of een miskleun van een technicus, of sabotage door hackers, dan zijn in één klap vele duizenden gezinnen, fabrieken en winkels niet meer verbonden dus werkloos. Sommige instellingen als ziekenhuizen hebben voor dit type calamiteiten een eigen reservevoorziening maar dat zijn uitzonderingen. Hoe gemakkelijk kan zo’n storing wel niet gebeuren. Steeds weer verbaast mij dat kleine oorzaken grote gevolgen kunnen hebben.
Dat geldt voor meerdere sectoren. Bijvoorbeeld de voedselvoorziening. De sterke toename van de grootschaligheid in productie en handel en financiering heeft er o.a. toe geleid dat veel inputs in die sector gedomineerd worden door enkele grote ondernemingen op gebieden als zaadproductie en know how. Dat geldt ook voor de kredietvoorziening. Gemakkelijk kunnen zich ook hier storingen voordoen die de normale voortgang in de voedselvoorziening belemmeren. In zijn onvolprezen boek ‘Het kan niet waar zijn‘ over de financiële wereld, schildert Joris Luijendijk het wereldje van de bankiers in Londen. Zijn conclusie is dat die bankiers enorm machtig zijn geworden, gedreven door de zucht naar nog meer rijkdom. Tegelijkertijd vormen zij in hun gezamenlijkheid een vliegtuig zonder piloot. Waar vliegt dat vliegtuig naar toe? Dit gebrek aan sturing is een belangrijke oorzaak van de financiële crisis van 2008, met alle gevolgen van dien, bijvoorbeeld de drastische bezuinigingen in de zorg in Nederland. De val van Lehman leidde ook tot grote paniek onder bankiers die naar huis belden om te gaan hamsteren. Want de mogelijkheid werd zeer reëel geacht dat supermarkten niet meer konden leveren omdat zij geen kredieten meer konden krijgen om hun handel te financieren.
Mondialisering
In een aantal sectoren is de concentratie in enkele ondernemingen zo ver gevorderd dat zij gemakkelijk gebruik kunnen maken van price setting systemen. Hoeveel boeren klagen, met rede, niet over de prijzen die zij voor hun producten kunnen krijgen van de supermarkten. Met evenveel rede klagen ontwikkelingslanden over het gebruik van price setting door transnationale ondernemingen, omdat die ondernemingen hun winsten boekhoudkundig daar laten aankomen waar zij het beste profiteren van gunstige belastingregelingen. In het algemeen is de concentratie zover gevorderd dat bedrijven steeds minder wedijveren om de gunst van overheden maar dat overheden elkaar beconcurreren om zo goed mogelijk in het blaadje van de transnationals te komen opdat die laatsten zo welwillend zullen zijn om in land A te investeren in plaats van land B, met alle gevolgen voor bijvoorbeeld de werkgelegenheid en belastingopbrengsten. Niet voor niets zijn de tarieven van de vennootschapsbelasting de laatste decennia wereldwijd gedaald. Typisch voorbeeld van gaten met gaten vullen.
Beslissingen over uw of mijn welzijn worden in veel gevallen genomen door CEO’s en andere bestuurders van ondernemingen die dikwijls ver weg in een kantoor zitten zonder directe binding met diegenen die afhankelijk zijn van hun beslissingen en voor wie werknemers abstracties zijn, aantallen, kostenposten, zonder gezicht. Neem het voorbeeld van de auto assemblage fabriek in Born. Jarenlang zijn de mensen van die fabriek afhankelijk geweest van CEO’s die Born nauwelijks kenden, alleen maar als een plek op de landkaart, en toch over die plek en de mensen die er wonen en werken verregaande beslissingen namen. Hoe kwetsbaar kun je zijn, als land en als individuele werknemer.
Democratisch tekort
De wereldeconomie heeft zich dusdanig ontwikkeld dat er sprake is van één mondiaal dominerend economisch stelsel. Landen als Nederland hebben binnen dat stelsel de positie van niet meer dan provincies. Alles en iedereen is verknoopt geraakt met iedereen en alles. Autonomie is zeer betrekkelijk geworden, onze afhankelijkheid van verhoudingen en processen waar wij nauwelijks tot geen zeggenschap over hebben is alleen maar toegenomen. Dat geldt ook de wereld als politiek systeem. Politiek raakt steeds meer ondergeschikt aan grootondernemingen die qua macht de rol van staten hebben overgenomen. Het democratisch tekort neemt alsmaar toe.
En ook in andere opzichten geldt die mondiale afhankelijkheid. Neem de actuele crisis in het Midden-Oosten. Tot verbazing van velen zitten wij opeens midden in conflicten waarvan wij dachten dat die ‘daar’ gebeurden, dat wij daar buiten stonden. In enkele weken tijd zijn wij daar middenin geraakt, o.a. door de nauwelijks beheersbare stromen van vluchtelingen. In één week is onze verhouding met een land als Turkije drastisch veranderd, en wordt de EU waarschijnlijk gedwongen om belangrijke voorwaarden voor toetreding tot de EU flink te versoepelen. Realpolitik heet dat.
Oude en nieuwe rekeningen
Terzijde, landen als Nederland zijn betrokken bij het ontstaan van oorlogen als in Syrië. Het land is de laatste decennia slachtoffer van langdurige droogtes. Daarom vertrokken veel mensen van het platteland, op zoek naar een beter bestaan. Dat leidde tot overvolle steden, met veel instabiliteit, ideale voedingsbodem voor sociale en gewelddadige conflicten. Die langdurige droogtes zijn uiting van de klimaatverandering veroorzaakt door de voortgaande stapeling van CO2 in de atmosfeer. Wij, Nederlanders, behoren in verleden en heden tot de grote veroorzakers van deze stapeling. Je zou kunnen zeggen dat met de vluchtelingen wij daarvoor in zekere zin de rekening gepresenteerd krijgen.
Nieuwe zekerheden
Hoe kwetsbaar kun je zijn, zeker op microniveau. Daarom de noodzaak om op zoek te gaan naar grotere zekerheden in ons bestaan. Die zekerheden kunnen veelvormig zijn. Denk aan zelfvoorzieningen als moestuinen en energieneutrale woningen, en aan systemen van ruil en samenwerking. En dat dan in het verband van hechte netwerken van mensen die elkaar ondersteunen in geval van nood, en in ieder geval het concrete bestaan draagbaarder te maken. Een dominante gerichtheid op de reële mogelijkheden en behoeften, zeker als het gaat om basisbehoeften op gebieden van voeding, energie, kleding, huisvesting en zorg. Geld wordt minder belangrijk, want daar kun je minder op rekenen. Steeds meer gaat het primair om overleving, dus om reële garanties van bestaan. De noodzaak daartoe doet zich natuurlijk allereerst gelden bij mensen die nu al in grote armoede leven. Miljarden mensen in ontwikkelingslanden moeten leven van een inkomen onder het niveau van twee US dollar per persoon per dag. Maar ook in landen als Nederland heerst armoede omdat veel mensen niet kunnen voldoen aan de eisen van bestaan. Denk aan de working poor en andere precaristas. Al deze mensen ervaren dagelijks de noodzaak om primaat te geven aan de zoektocht naar reële bestaansmiddelen. Maar ook mensen met een minder schamele beurs is aan te raden rekening te houden met de kwetsbaarheid van hun bestaansmogelijkheden, en dus met de noodzaak uit te zien naar meer reële mogelijkheden.
De noodzaak van overlevingseconomie doet zich ook gelden in een ander opzicht. De mensheid wordt in toenemende mate geconfronteerd met verschijnselen die ik eerder heb aangeduid als ecocide. Zoals op dit moment de wereldeconomie zich ontwikkelt is de uitputting van natuurlijke bestaansmiddelen geen ver weg spookbeeld maar steeds meer realiteit. Dat is onvermijdelijk door de heersende systemen van productie en consumptie. Eens te meer is het de vraag of wij door moeten gaan met het beleid van economische groei. Ik vind van niet. Wij verkeren sinds de jaren zeventig, als gevolg van het overgebruik van wat de natuur voor ons beschikbaar heeft in een diepgaande ecologische crisis. Dat wordt gesymboliseerd door de grafiek van de te hoge ecologische voetafdruk die ik in mijn eerste column heb laten zien. De ecologische schuld van landen als Nederland neemt, in geld gerekend, met misschien wel honderden miljarden euro’s per jaar toe. Het is niet gebruikelijk om ecologische omstandigheden ook als economische omstandigheden te zien. Maar toch, ik kies daarvoor, mede geïnspireerd door grondleggers van de economische wetenschap als François Quesnay, de Fysiocraten, en Thomas Malthus. Natuur en milieu zijn, of je ze nu wel of niet met geld waarde geeft, met de menskracht de wezenlijke productiefactoren voor ons bestaan. Juist die staan nu onder druk. En daarmee ook de toekomstmogelijkheden van de mensheid.
Ander economisch beleid
Het is dringend nodig om te zoeken naar een fundamenteel ander economisch beleid. Een beleid dat niet meer geleid wordt door gemonetariseerde waardebepalingen en groeidogma’s, maar dat zich richt op de reële behoeften en mogelijkheden van mens en natuur. Op zijn minst moeten wij ons richten op wat mensen als Herman Daly een steady-state economy noemen, kortweg een economie zonder bbp groei. Zeker ook moet gekeken worden naar de noodzaak van degrowth, een term gemunt door o.a. Serge Latouche en Willem Hoogendijk, en gekenmerkt door een georganiseerde krimpeconomie, krimp van het gebruik van de bestaansmiddelen. ‘Hoe kun je met een veel lager verbruik van grondstoffen toch op een goede manier samenleven’, is dan de vraag. Dat dan wel met de ontwikkeling van vormen van garantie van bestaan voor al die armen in de wereld die niet profiteren van de overuitbuiting van mens en natuur, daar eerder het slachtoffer van zijn.
Aan bestaande overheden zal de eis gesteld moeten worden om het economische beleid fundamenteel anders te richten. Niet groei maar overleving moet het devies worden. Uiteraard betekent dit dat overheden hun positie ten opzichte van het bedrijfsleven drastisch moeten veranderen. Overheden moeten zich niet meer ondergeschikt en afhankelijk opstellen, zij moeten de dominante krachten worden om gestalte deze noodzakelijke transitie naar een overlevingseconomie te realiseren.
De nieuwe verantwoordelijken
Ook op het micro niveau van ons, gewone mensen, rust de verantwoordelijkheid om gestalte te geven aan deze transitie. Daarom ook is het zo gelukkig dat velen daar al mee bezig zijn. Zie al die initiatieven op gebieden van milieu, van biologische landbouw en stadslandbouw, van nieuwe geldsystemen en duurzaam bankieren, van energie-neutrale woningen, van door regionalisering gedreven systemen van voedselvoorziening, om maar enkele voorbeelden te noemen. En dat dan vergezeld van nieuwe sociale bewegingen en tegenmacht organisaties. Dat zijn allemaal mensen die hun verantwoordelijkheid nemen, met het oog gericht op het eigen belang, maar zeker ook gefocust op de bestaansmogelijkheden voor hedendaagse en toekomstige generaties.
Voor meer teksten van Lou Keune zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org.
Meer columns van Lou Keune: