Bron: Cor Wijtvliet
Het afgelopen jaar 2019 was het jaar van de hooggestemde verklaringen over een verantwoordelijk kapitalisme. Ceo’s van de corporates draafden op bij talloze conferenties over ESG (Environmental, Social and Governance) en ondertekenden het ene charter na het andere. De mooiste verklaring kwam van de US Business Roundtable. Die kwam met een parmantige verklaring, waarin te lezen stond dat niet het hele zakendoen draaide rond het begrip aandeelhouderswaarde. Nee, er moest ook aandacht komen voor andere stakeholders zoals de klant, de toeleverancier en de werknemer.
Het is bijna te mooi om waar te zijn. En daar dreigt ook het gevaar. Ondanks alle mooie uitlatingen en goede bedoelingen zijn er nog steeds geen standaard criteria voor bedrijven die naar eigen zeggen ESG en duurzaamheid onderdeel willen maken van hun strategie. Het is evenmin precies duidelijk in hoeverre ESG en duurzaamheid waarde creëren voor bedrijven. Bij het ontbreken van deze noodzakelijke voorwaarden en eenduidige afspraken is het gemakkelijk om hoogdravende verklaringen te debiteren. Dat staat ook nog eens mooi in de kranten. Veel geschreeuw, weinig wol kan de cynicus opmerken!
Toch is dat niet helemaal waar. Het denken over ESG en duurzaamheid is in de loop der jaren geen geitenwollen sokken aangelegenheid meer, maar is meer en meer mainstream aan het worden. Een bedrijf, dat niet de daad bij het woord voegt kan zo maar in het beklaagdenbankje komen. Dat dreigt nu grote beleggers als Vanguard en BlackRock te overkomen. Een man als Larry Finck maant al enkele jaren bedrijven om meer bij te dragen aan het algemeen nut. Nu dreigen zijn preken zich tegen hem en dus tegen BlackRock te keren, omdat zijn vermogensbeheerders de woorden van de baas niet in de praktijk brengen. Zij blijven voor het snelle geld op de korte termijn kiezen. Zoiets kan fnuikend zijn voor het imago en dus het voortbestaan van een bedrijf.
Met een beetje geluk wordt 2020 het jaar van geen woorden, maar daden door het grote bedrijfsleven. Dat zal overigens niet zonder veel ach en wee gaan. Dat is een ding dat zeker is. Dat is ook een van de lessen uit Davos. Als bedrijven en Ceo’s ergens allergisch voor zijn, dan zijn het wel hogere belastingen. En dat is nu precies waar het in de komende jaren allemaal om draait.
Dataverzamelaar Refinitiv verraste de goegemeente in Davos met enkele zeer onplezierige waarheden. Als bedrijven inderdaad de prijs voor Co2 gaan betalen die het IMF becijferd heeft, dan zal de rekening voor het grote bedrijfsleven oplopen tot $ 4 biljoen ofwel $ 4000 miljard. Dat was even slikken. Voor sommige bedrijven kan dat betekenen dat hun omzet met 13% gaat dalen. Met de opmerking dat het nog slechts een kwestie van tijd zou zijn voordat er daadwerkelijk een Co2 belasting gaat komen, wreef Refinitiv het zout nog dieper in de wonden. De meeste bedrijven zijn immers allesbehalve hierop voorbereid. In 2019 werd slechts 20% van de wereldwijde Co2 uitstoot van 55 gigaton belast.
De dreiging voor landen en bedrijven komt van meerdere kanten. Het IMF is onder leiding van de nieuwe sterke vrouw Kristalina Georgieva drukdoende om maatregelen op papier te zetten om landen en organisaties te dwingen om klimaatverandering in hun beleid mee te nemen. Zo niet, dan is er geen lening meer mogelijk. Los daarvan werkt het IMF aan gemeenschappelijke standaarden voor duidelijkheid over het gevoerde ESG-beleid. Het IMF, maar ook een club als McKinsey, wijst erop dat verstrekkende maatregelen nodig zijn. Anders kan de wal het schip weleens gaan keren in de vorm van een populistische revolte.
Daar zit bijna niemand op te wachten, zeker de doorsnee Ceo niet. De fundamentele vraag is en blijft hoe nu bedrijven tot goed gedrag te manen. In Davos, maar ook daarbuiten, gaan stemmen op om het financieringswapen in te zetten. Bedrijven die niet mee willen doen of die sowieso een aanslag op duurzaamheid plegen, moeten financieel klemgezet worden.
Die suggestie was tegen het zere been van aanwezige bankiers als Mike Corbat van Citibank en David Solomon van Goldman Sachs. Beide heren verzetten zich heftig tegen elke suggestie om ernstige vervuilers financieel de wacht aan te zeggen. Sterker nog, ze waren zelfs niet van plan de grote vervuilers te adviseren hun beleid bij te stellen. Het proces van transitie, zoals dat nu is ingezet, gaat volgens beide bankiers decennia duren. Hardlopers kunnen dan wel eens doodlopers blijken.
De afwijzende houding van de bankiers staat niet op zichzelf. Onderzoek onder Britse beleggers laat zien dat deze groep op zijn best matig geïnformeerd is over de stand van de discussie over bijvoorbeeld klimaatverandering. Als ze er al over gehoord hebben dan is slechts een kleine minderheid van 5% bereid om de beleggingsportefeuille aan te passen. Er is inderdaad nog een heel lange weg af te leggen!