Door Willem Middelkoop
Onlangs vroeg Republikeins congreslid Ron Paul aan Ben Beanke wat een dollar eigenlijk is. Beanke kon Paul daar niet echt antwoord op geven. Enige jaren geleden bleek Alan Greenspan op diezelfde vraag ook geen antwoord te hebben. Dat centrale bankiers het antwoord op deze toch eenvoudige vraag, schuldig moeten blijven is op zijn minst opmerkelijk. De dollar is per slot van rekening wereldreservemunt.
Laatst kwam een zeer uitgebreide analyse van econoom Mark Lundeen voorbij. Hij dook in de oude edities van het tijdschrift Barron's en presenteerde een reeks heel interessante grafieken. Deze grafieken beslaan de periode 1920 tot heden en tonen de dollarprijzen van goud en zilver gecorrigeerd voor inflatie.
Wie zijn analyse leest, snapt meteen ook waarom Greenspan en Beanke het antwoord schuldig blijven op die simpele en eenvoudige vraag. De definitie van een dollar was aan het begin van de 20e eeuw vrij eenvoudig: voor elk dollarbiljet in omloop was er een vastgestelde hoeveelheid goud ter dekking aanwezig. Het biljet was officieel ook geen dollar; dat was slechts een geldsubstituut omwisselbaar voor echt geld, namelijk goud. De dollar was dus gedefinieerd als een hoeveelheid goud. Een troy ounce goud was $20,67 waard om precies te zijn.
Wanneer de Amerikaanse overheid meer dollars in omloop wilde brengen, dan moest er voor elk biljet goud aan de reserves toegevoegd worden. En wanneer mensen hun dollarbiljetten omwisselden in goud, dan verdwenen die biljetten ook uit de circulatie. De definitie van de dollar had dus betrekking op de hoeveelheid goud die een dollar dekte; ongeacht wat men voor die dollar kon kopen.
In 1933 veranderde dit abrupt. President Roosevelt verbood het Amerikanen om goud te bezitten. Gouden munten moesten worden ingeleverd. Zij ontvingen voor elke troy ounce goud $20,67 aan papieren dollars en muntjes. De aanleiding was dat Roosevelt's voorganger, president Hoover in 1931 had besloten om meer biljetten in omloop te brengen en zo de uitgaven te financieren. Dit had als gevolg dat Amerikanen hun biljetten voor goud inruilden en er acuut een probleem ontstond met de dekking van de dollar.
Nadat het goud uit circulatie gehaald was, deed de geldpers haar werk en inflateerde de Federal Reserve de geldhoeveelheid. Op deze wijze werden de Amerikaanse overheidstekorten gefinancierd en werd het bankwezen gefaciliteerd in hun kredietexpansie. Zo is de hoeveelheid papieren dollars in omloop recent de $1 biljoen gepasseerd, terwijl in 1920 nog slechts $4,5 miljard circuleerde. En dan worden de overige en nog ruimere monetaire aggregaten voor de geldhoeveelheid achterwege gelaten.
Wanneer men voor die herdefiniëring van dollars corrigeert, dan is het resultaat zichtbaar in de twee onderstaande grafieken. Terwijl de hoeveelheid biljetten en munten in omloop enorm toenam (rechterschaal in $ mrd), en de goud- en zilverprijs nominaal toenamen, bleven de voor inflatie gecorrigeerde prijzen achter.
Zilverprijs gemeten in geïndexeerde dollars (1920=100) en geld (biljetten en munten) in omloop
Goudprijs gemeten in geïndexeerde dollars (1920=100) & geld (biljetten en munten) in omloop