Vier op de vijf volwassen Amerikanen zegt wel eens een periode in armoede te hebben geleefd. Dat blijkt uit een onderzoek van Associated Press (AP) onder een doorsnede van de Amerikaanse bevolking. De onderzoekers concluderen dat de VS, als gevolg van de economische globalisering, veel goedbetaalde banen in de industrie is kwijtgeraakt. Mede daardoor is de inkomensongelijkheid toegenomen.
Vooral onder de blanke Amerikanen wordt de economische crisis steeds meer gevoeld, zo concluderen onderzoekers van de Washington University. Het pessimisme onder deze groep ten aanzien van de economische vooruitzichten is sinds 1987 niet meer zo groot geweest als nu. Uit de laatste peiling van AP-GfK kwam naar voren dat 63% van de blanke Amerikanen de economische situatie slecht noemt.
AP geeft het voorbeeld van een Amerikaanse vrouw die wat bijverdient met een groente- en fruitwagen. Het levert haar maar weinig geld op, want ze is nog steeds voor het grootste gedeelte van haar in komen afhankelijk van een uitkering. Ze zegt dat er maar weinig banen te vinden zijn en dat deze ook niet veel inkomsten opleveren.
Allemaal even arm
Dat de economische crisis ook steeds meer blanke Amerikanen treft blijkt ook uit de cijfers. Hoewel de armoede onder etnische minderheden nog steeds relatief groot is wordt het verschil met de blanke Amerikanen steeds kleiner. Sinds 1970 is het verschil in welvaart tussen deze twee groepen substantieel verslechterd. Uit de cijfers blijkt dat 76% van de blanke Amerikanen ergens in hun werkende leven ‘economische onzekerheid’ hebben gekend. Economische onzekerheid wordt beschreven als een periode van minstens één jaar waarin men [1] afhankelijk is geweest van een uitkering of voedselbonnen, of [2] een inkomen had lager op 150% of minder van de armoedegrens of [3] een periode werkloos is geweest. Voor de totale Amerikaanse bevolking ligt dit percentage op 79%. Meer dan 19 miljoen blanke Amerikanen vallen onder de armoedegrens van $23.021 per jaar voor een gezin van vier.
De kans om in armoede te belanden is substantieel toegenomen, zo blijkt uit het onderzoek van AP. Tussen 1969-1989 had de leeftijdscategorie van 35 tot 55 jaar een kans van 17% om een fase van armoede mee te maken. Voor de periode van 1989-2009 is dat toegenomen tot 23%. Voor Amerikanen in de leeftijdscategorie 45 tot 55 jaar is de kans op armoede gestegen van 11,8 (1969-1989) naar 17,7 (1989-2009) procent.
Dat de armoede in Amerika toeneemt is een zorgelijke ontwikkeling. Voorheen was de armoede onder blanke Amerikanen relatief klein, maar de crisis maakt inmiddels geen onderscheid meer. AP schrijft dat er voor het eerst sinds 1975 meer blanke dan zwarte alleenstaande moeders onder de armoedegrens leven. De armoede in gezinnen en woonwijken heeft een negatieve invloed op de jongste generatie. De kans dat ze op jonge leeftijd school verlaten of kinderen krijgen wordt steeds groter, zo concluderen de onderzoekers.
Kans op een periode van economische onzekerheid groeit met leeftijd, aldus het AP