Chinese steden hebben in opdracht van de regering in Beijing de laatste jaren op grote schaal appartementen en woningen opgekocht, om te voorkomen dat de huizenprijzen in elkaar zakken. Veel Chinese steden kampen met een overschot aan woonruimte dat niet direct opgevuld kan worden. Het is een risicovolle strategie, omdat de steden het geld moeten lenen om de huizen te kopen en daarmee de huizenmarktbubbel in stand houden. Het Chinese ministerie van Huisvesting gaat nog tenminste tot 2020 door met dit beleid.
Volgens berekeningen van Moody’s is de vastgoedsector van China goed voor een derde deel van de groei van de totale Chinese economie. En dat is reden tot zorg, want die vastgoedsector wordt in toenemende mate kunstmatig ondersteund door de overheid. Van alle woonruimte die vorig jaar verkocht werd in China werd 18% geheel door de overheid of deels met subsidies van de overheid aangekocht. Dat aandeel kan dit jaar verder oplopen tot 24% van het totaal, zo schrijft de Wall Street Journal op basis van cijfers van onderzoeksbureau E-House China.
Lokale overheden leenden vorig jaar een bedrag van 972,5 miljard yuan (omgerekend bijna €125 miljard), waarvan meer dan de helft gebruikt werd om appartementen en woningen op te kopen. De rest werd gebruikt om nieuwe vastgoedprojecten te financieren. Vergeleken met drie jaar geleden lenen lokale overheden nu negen keer zoveel om de vastgoedmarkt te ondersteunen. Hoe lang kan de Chinese regering deze situatie onder controle houden?
Chinese overheid houdt vastgoedbubbel in stand?