Het zal weinigen ontgaan zijn, dat de Opkomende Markten niet langer de veel bejubelde lievelingen zijn van de belegger. Veel beleggers geloven niet langer meer, dat deze landen sterk en veerkrachtig zijn. Eerder is het tegendeel waar: ze zijn misschien wel erg kwetsbaar. Die kwetsbaarheid is natuurlijk wel het gevolg van het beleid van de Amerikaanse centrale bank. Die hebben ongelooflijke hoeveelheden liquiditeiten de wereld in gepompt. Landen als India, Indonesië, Brazilië, Zuid Afrika en Turkije (fragile five) zijn verslaafd geraakt aan al dat goedkoop geld. Ze kunnen niet meer zonder.
Zorgen over Chinese groei
Daarnaast leven grote zorgen over de Chinese economie. Die gaat vast een harde landing maken. Beleggers hebben de neiging ontzettend te generaliseren en hier treffen we daar een treffend voorbeeld van aan. De situatie in China verschilt enorm van de meeste opkomende landen. Hier geen tekorten, maar een enorm overschot op de lopende rekening. Het land kan dus een stootje hebben, mocht er geld wegvloeien als gevolg van het proces van tapering. Daarnaast hebben de Chinezen nog de beschikking over het enorme bedrag van $ 3,8 biljoen aan vreemde valuta’s mocht de nood aan de man komen.
Dat neemt allemaal niet weg, dat het tempo van groei in China afneemt. En welbeschouwd is dat een goed teken. Het was onmogelijk maar ook onwenselijk, dat de Chinese economie jaar in jaar uit met ongeveer 10% zou blijven groeien. De ‘daling’ naar 7% – 8% is beslist geen voorbode van een reeks van rampen, zoals menig Westers commentator wil doen voorkomen. De kans is niet zo heel groot, dat het schimmige systeem van schaduwbankieren gaat exploderen, noch is de kans heel groot dat er snel veel sociale onrust gaat groeien. Die dingen kunnen altijd gebeuren en verdienen daarom ook in China nu de nodige aandacht.
Rebalancing
Het zou echter goed zijn om de groeivertraging niet als een instant ramp te beschouwen, maar veeleer als de uitkomst van het lang verhoopte proces van rebalancing van de Chinese economie. Er is een verschuiving gaande van een economie die draait op grote exporten en dito investeringen naar een economisch model, gebaseerd op consumptie en diensten. Die verschuiving maakt hopelijk een einde aan de ongezonde onderlinge afhankelijkheid van China en de VS. Zonder de Amerikaanse consument had China nooit zoveel kunnen exporteren. China op haar beurt koppelde de koers van de eigen munt aan die van de dollar. Op die manier bleef die munt ondergewaardeerd en dat maakte de export zeer concurrerend. De VS op hun beurt hadden die goedkope exporten nodig om het verlies aan koopkracht van de Amerikaanse middenklasse te compenseren. Bovendien had het land de Chinese besparingen nodig om de eigen tekorten te financieren.
Het was echter geen huwelijk uit liefde, maar uit noodzaak. Het mag dan ook niet vreemd zijn, dat de relatie tussen beide landen altijd ietwat koel is geweest en bezaaid met grotere en kleinere conflicten. China heeft er nu genoeg van en gaat zijn eigen koers varen. China is daarom gestart met rebalancen. Het spaaroverschot wordt niet naar de VS overgemaakt, maar aangewend om een sociaal vangnet te gaan bouwen en om de koopkracht van de gezinnen te verbeteren. Dat beleid plaatst de VS voor een dilemma. Het land kan doorgaan op de weg van overconsumptie en spaartekorten met als resultaat een hoge inflatie, een hoge rente en een zwakke dollar. Of het kan kiezen voor de nieuwe strategie van sparen en investeren in plaats van consumeren.
Kortom, China is van heel andere makelij dan de meeste van zijn buren. Het land steekt met kop en schouders boven de rest van de regio uit. En dat is maar goed ook, voor het land zelf, voor Azië en voor de rest van de wereld.
Cor Wijtvliet.
Bron: Stephen S. Roach, China’s growth puzzle. Project-Syndicate, February 27 2014
Vragen en opmerkingen kunt u richten aan [email protected]