Sinds het uitbreken van de financiële crisis is er veel meer aandacht gekomen voor het fenomeen inkomensongelijkheid. We zijn misschien geneigd te denken aan ontwikkelingslanden, maar ook in de Westerse wereld is de verdeling tussen rijk en arm soms bijzonder scheef. De volgende grafiek uit “The Macroeconomics of Piketty” laat de Amerikaanse situatie zien over de afgelopen honderd jaar.
Weergegeven is het percentage van het totale inkomen van de Amerikaanse bevolking dat ten goede komt aan de 0,1% van de bevolking met het hoogste inkomen. Zoals je kunt zien bereikte de inkomensongelijkheid in 1928 en 2007 een piek. In beide gevallen precies een jaar voor het uitbarsten van een grote financiële crisis.
Niet alleen dat is opvallend patroon, ook valt op hoe de samenstelling van het inkomen van de top 0,1% door de jaren heen veranderd is. In de periode van 1910 tot en met het begin van de Tweede Wereldoorlog haalden de superrijken het grootste deel van hun inkomen nog uit de cashflow van beleggingen (dividend op aandelen, rente op obligaties en inkomsten uit verhuur van vastgoed) en brachten inkomsten uit bedrijven en salarissen relatief gezien minder geld in het laatje. In de afgelopen 20 jaar wisten de superrijken een veel groter deel van hun inkomen uit salarissen en bedrijfsinkomsten te halen en is de cashflow op beleggingen veel minder belangrijk geworden.
Wealth Effect
Het lichtgroene gedeelte in de grafiek weerspiegelt de waardestijging van financiële activa als aandelen, obligaties, vastgoed en kunst. We zien dat deze component van het inkomen buitensporige proporties heeft aangenomen in de jaren vlak voor de crisis. In 2007 werden de superrijken op papier nog rijker, doordat de waarde van hun beleggingen alsmaar bleven stijgen. Dat precies hetzelfde gebeurde in de ‘Roaring Twenties’ laat de grafiek ook duidelijk zien.
Het verschil met de Grote Depressie is dat er destijds niet direct grootschalig monetair gestimuleerd werd, waardoor een periode van ernstige deflatie volgde. Dat zien we op de grafiek terug in het bijna opdrogen van de capital gains na de crash van 1929. Vanaf 2008 werd er volop gestimuleerd door centrale banken, zodat die deflatie niet zou optreden. Bernanke noemde dat eens het ‘Wealth Effect’. We zien dat de capital gains de laatste jaren alweer sterk zijn toegenomen, vooral voor de allerrijksten.