Ongeveer 90% van alle Amerikaanse huishoudens is vandaag de dag armer dan in 1987, zo blijkt uit een nieuw onderzoek van het National Bureau of Economic Research. Door de financiële crisis en het leeglopen van de vastgoedzeepbel werd de vermogenspositie van met name de lagere inkomens en de middeninkomens aangetast. Ook daalde het gemiddelde inkomen, wanneer je een correctie toepast voor de inflatie.
Inkomensdaling
De volgende grafiek laat zien dat het totale inkomen van de onderste 90% al vier decennia op rij daalt. Tussen 1970 en 2013 daalde het gedeelte van het totale inkomen dat in handen kwam van de 90 procent minst rijke huishoudens van meer dan 70% naar minder dan 60%. Dat betekent dus ook dat de top 10% van hoogste inkomens in de Verenigde Staten er flink op vooruit ging. Hun aandeel in het totale inkomen van alle Amerikanen steeg van 30 naar 40 procent, een stijging van een derde.
De inkomens van de middenklasse daalt al meer dan veertig jaar
Vermogensongelijkheid
Niet alleen de inkomensongelijkheid is de afgelopen decennia sterk toegenomen, maar ook de vermogensongelijkheid. De volgende grafiek laat zien dat de vermogensongelijkheid in de Verenigde Staten de laatste 25 jaar weer sterk toeneemt. De 10% meest vermogende huishoudens bezitten gezamenlijk ruim 75% van het totale vermogen van alle Amerikaanse huishoudens, terwijl dat in 1987 nog minder dan 65% van het totale vermogen was.
De 10% meest vermogende huishoudens zijn er sinds de crisis sterk op vooruit gegaan
De vermogensongelijkheid wordt nog duidelijker in beeld gebracht door de volgende grafiek, die betrekking heeft op het vermogen van de top 0,1%. De rijkste huishoudens hebben vandaag de dag naar verhouding twee keer zoveel vermogen als in 1987. Hun vermogen groeide de laatste decennia vooral door stijgende aandelenkoersen, dividenduitkeringen en cashflow uit andere beleggingen.
Percentage van het totale vermogen in handen van de top 0,1% is sinds 1987 verdubbeld
De volgende grafiek uit het rapport laat zien dat het vermogen van de top 0,01% de laatste dertig jaar sterk is toegenomen. Vooral de waardering van aandelen en van andere beleggingen die cashflow genereren ging fors omhoog. Vergelijken we de samenstelling van het vermogen van de top 0,01% met dat van de onderste 90%, dan zien we dat die laatste groep de afgelopen dertig jaar juist armer is geworden. Hun vermogen zit vooral in vastgoed, dat door de financiële crisis sterk in waarde daalde. Aandelen en obligaties, die sinds het uitbreken van de crisis wel sterk in waarde zijn toegekomen, heeft de middenklasse bijna niet meer. Een schrale troost is dat het pensioenvermogen van de onderste 90% wel geprofiteerd heeft van de bull market in aandelen en de waardestijging van obligaties.
Vermogen van de rijkste huishoudens nam toe, terwijl dat van de minder rijke huishoudens daalde
Spaargeld
De meest vermogende huishoudens kunnen een aanzienlijk deel van hun inkomen sparen, zoals blijkt uit onderstaande grafiek. De top 1% kan nog ongeveer een derde van het inkomen sparen, terwijl de grote 90% groep vanaf eind jaren ’90 tot en met vandaag vrijwel niet heeft kunnen sparen. Zo blijft de vermogensongelijkheid in stand. Uit een recent rapport van Credit Suisse kwam naar voren dat de Verenigde Staten op de zevende plaats komt in landen waar de vermogensongelijkheid het grootste is. Het grootste is de vermogensongelijkheid overigens in Rusland, waar 84,8% van al het vermogen in handen is van de top 10 procent. In de VS is dat 74,6% van het totale vermogen.
Alleen de meest vermogende huishoudens kunnen veel sparen