Stephanie Kelton, hoogleraar economie aan de universiteit van Missouri-Kansas is van mening dat veel economische theorieën zich niet hebben aangepast aan de nieuwe situatie die ontstond na het uiteenvallen van Bretton Woods. Ze legt uit dat overheden en centrale banken in het nastreven van volledige werkgelegenheid en economische groei steeds beperkt werden door de koppeling van geld aan een bepaalde hoeveelheid goud. Na 1971 werd de koppeling aan goud verbroken en kregen centrale banken en overheden meer vrijheid om de geldhoeveelheid te laten toenemen en was er niet langer een rem op de kredietcreatie.
Van gouddekking naar rente
Kelton legt uit dat overheden vandaag de dag makkelijker schulden kunnen blijven maken, omdat ze er niet voor hoeft te vrezen dat het geldsysteem instort door een run op het goud dat het geld voorheen moest dekken. De inwisselbaarheid van geld voor fysiek goud maakte plaats voor een nieuw instrument, namelijk rente. Omdat overheden tekorten kunnen blijven maken is er door de jaren heen een grote obligatiemarkt gegroeid, die beleggers beloont met een rentevergoeding. Neemt het wantrouwen over het geldsysteem toe, dan kan een stijgende rente verhinderen dat mensen hun geld omzetten in goud. Dat gebeurde ook in 1980, toen Paul Volcker van de Federal Reserve de rente verhoogde.
Hyperinflatie
Professor Kelton weerlegt ook het verhaal dat monetair stimuleringsbeleid op termijn hyperinflatie veroorzaakt. Ze merkt op dat in alle historische gevallen van hyperinflatie er meer zaken een rol speelden. Landen waar de munt volledig waardeloos werd hadden vaak grote problemen, zoals het wegvallen van productiecapaciteit (Duitsland moest na WO I belangrijke industriegebieden afstaan en Zimbabwe joeg de blanke boeren weg die wisten hoe ze de plantages moesten beheren) en het probleem van schulden in een vreemde valuta (wederom het geval in Weimar Duitsland en Zimbabwe). Kelton merkt op dat er in de historie nog geen hyperinflatie is voorgekomen in landen met een gezonde productieve economie.
De grote vraag is: Hoe gezond is de Amerikaanse economie? Veel productieve capaciteit is de afgelopen decennia overgeplaatst naar het buitenland, wat direct voortvloeit uit de overwaardering van de dollar. Ook is er sprake van een zeer hoge werkloosheid, getuige de uitzonderlijk lage participatiegraad en de trend van dalende reële inkomens voor de middenklasse. Is Amerika, dat volledige soevereiniteit heeft over het drukken van dollars, echt immuun voor een hyperinflatie?