De grootste olieproducerende landen hebben een aanzienlijk deel van hun dollarreserves moeten aanspreken om de daling van de olieprijs op te vangen. De 18 olieproducerende landen die zich het afgelopen weekend in Doha verzamelden hebben sinds november 2014, toen de olieprijs begon te dalen, ongeveer $315 miljard van hun dollarreserves verbruikt. Dat blijkt uit berekeningen van Bloomberg.
De helft van deze daling komt voor rekening van Saoedi-Arabië, het land dat de daling van de olieprijs eind 2014 in gang heeft gezet door de oliekraan verder open te draaien. Dat heeft het land in totaal minstens $138 miljard aan oliedollars gekost, een kwart van haar totale valutareserve. Ook landen als Rusland, Algerije, Libië en Nigeria moesten een deel van hun dollarreserves gebruiken om de dalende opbrengst van olie op te vangen.
$315 miljard aan oliedollars verdampt (Grafiek van Bloomberg)
Lage olieprijs
De olieprijs zakte in iets meer dan een jaar tijd van $100 naar $35 per vat. De grote olieproducerende landen als Saoedi-Arabië, Rusland en Iran willen de olieprijs niet langer kunstmatig hoog houden en zijn overgestapt op maximale productie. Daar hoort een veel lagere olieprijs bij, want de wereldwijde olieproductie is vandaag de dag veel groter dan het aanbod. Deze drie landen proberen met hun lagere productiekosten hun marktaandeel uit te breiden.
Van oliedollars naar olie in euro?
Een lage olieprijs betekent minder vraag naar dollars, want wereldwijd wordt het zwarte goud nog steeds in de Amerikaanse munt afgerekend. Het is nog maar de vraag of de dollarreserves van de olieproducerende landen weer terug komen op het oude niveau, want de opbrengsten zijn bij de huidige olieprijs veel lager. Ook is er al een verschuiving zichtbaar van de dollar naar de euro, want Iran heeft aangegeven olie in euro’s af te rekenen. En dat levert nu al resultaat op, want India koopt nu olie bij Iran in euro’s.