We kennen allemaal de Grote Depressie van begin jaren ’30 van de vorige eeuw, die veroorzaakt werd door teveel geleend geld en door speculatie op de aandelenmarkt in de ‘Roaring Twenties’. Minder bekend is de tweede grootste depressie uit de Amerikaanse geschiedenis, namelijk de crisis van 1893. Deze crisis is extra interessant om te bestuderen, omdat het probleem van overproductie met een daarop volgende crash gepaard ging met een crisis in het geldsysteem. In de volgende video geeft Lawrence Reed een college over deze periode. We hebben het verhaal kort voor u samengevat onder de video.
Bimetalen standaard
In 1893 kende de Verenigde Staten een bimetalen standaard, waarbij het papiergeld zowel in goud als in zilver omgewisseld kon worden. Het ministerie van Financiën hanteerde daarbij in eerste instantie een vaste wisselkoers van 1 troy ounce goud voor 15 troy ounce zilver en iedereen kon tegen deze wisselkoers goud omwisselen voor zilver en vice versa. Ook papieren dollarbiljetten konden worden ingewisseld voor zowel zilver als goud tegen de verhouding van 15:1 die bij wet was vastgesteld.
Dit geldsysteem begon al snel te ontsporen, omdat de wisselkoers van 15:1 die bij wet was vastgesteld niet gelijk liep met de wisselkoers op de vrije markt. Op de vrije markt kreeg je voor een troy ounce goud op dat moment 15,5 troy ounce zilver, terwijl het ministerie van Financiën er slechts 15 troy ounce zilver voor terug gaf.
Gresham’s Law
Je kunt wel raden wat er toen gebeurde. Het (overgewaardeerde) zilver stroomde binnen bij het Amerikaanse munthuis en er ontstond een run op het (ondergewaardeerde) goud. Deze theorie kennen we als de wet van Gresham, die beschrijft dat het overgewaardeerde geld in circulatie blijft ten koste van het ondergewaardeerde geld.
Het hanteren van een vaste wisselkoers van 15:1 zorgde ervoor dat de VS de facto terug was op een zilverstandaard, terwijl het goud massaal werd opgepot of naar het buitenland werd geëxporteerd. Door de overwaardering van het zilver werd de productie van zilvermijnen alsmaar verder verhoogd.
Omdat iedereen het zilver wilde omruilen voor het ondergewaardeerde goud ontstond er een run op het goud in de kluis van de Amerikaanse overheid.
Toen het moeilijker werd om zilver om te wisselen voor goud ontstond er paniek. Alle schuldbewijzen die in de economie circuleerden werden opeens gewaardeerd voor de onderliggende zilverwaarde, die veel lager was geworden door het grote overschot aan zilver. Het overschot aan zilver was zelfs zo groot dat de ‘wisselkoers’ tussen beide edelmetalen steeg van 15,5 naar meer dan 20 troy ounce zilver per troy ounce goud.
Aandelenkoersen kelderden, honderden banken vielen om en ongeveer 15.000 bedrijven gingen failliet door de depressie van 1893. De werkloosheid steeg naar 25% in Pennsylvania, 35% in New York en zelfs naar 43% in Michigan. Mensen verhongerden en deden alles om aan eten te komen. Velen leefden van moestuintjes en gaarkeukens.
Sherman Act
De situatie werd verergerd door de Sherman Act van 1890, een wetsvoorstel dat de Amerikaanse regering verplichtte om iedere maand ruim 4 miljoen troy ounce zilver op te kopen. Met deze wet wilde de overheid het overschot aan zilver terugdringen en de goud/zilver ratio terugbrengen tot het oude niveau.
Het was een rampzalige maatregel, omdat het de productie van zilver zwaar subsidieerde (in de vrije markt was de zilverprijs gezakt naar 1/30 van een troy ounce goud, terwijl de overheid er twee keer zoveel voor betaalde), terwijl er al een overschot aan zilver was. De toenmalige president Cleveland moest $65 miljoen aan goud lenen van de Wall Street bankier JP Morgan en van de Rothschild familie uit Engeland om de inwisselbaarheid van dollars voor goud te kunnen blijven garanderen.