Tag: inflatie

  • Hoe rendabel zijn verduurzamingen in je huis?

    Hoe rendabel zijn verduurzamingen in je huis?

    Tegenwoordig worden verduurzamingen in en rond je huis steeds meer gewaardeerd. De vraag naar zonnepanelen, elektrische auto’s en huisisolaties wordt steeds groter. De focus ligt tegenwoordig vooral op zelfvoorziening, herbruikbare energie en kosten besparing. Maar hoe rendabel zijn deze verduurzamingen eigenlijk? En is het de investering waard? In deze blog zoeken we voor je uit hoe het zit!

    Zonnepanelen: een gouden investering?

    Steeds meer daken liggen tegenwoordig vol met zonnepanelen. Dit is vaak het eerste waar mensen aan denken als ze willen beginnen met verduurzamen. Hoewel het waarschijnlijk op lange termijn kosten zal besparen, is het in eerste instantie een dure investering. De terugverdientijd is vaak afhankelijk van het totale verbruik van je woning en hoe slim je met je energie omgaat. Afhankelijk van een aantal factoren, zoals de grootte van je huishouden en de ruimte die je beschikbaar hebt, kunnen de kosten hoog oplopen. Het laten installeren van zonnepanelen kan duizenden tot tienduizenden euro’s kosten.

    De gemiddelde terugverdientijd ligt momenteel tussen de 6 en 10 jaar. Dankzij de nieuwste technieken en ontwikkelingen kan bij slim gebruik de terugverdientijd steeds korter worden gemaakt. Daarnaast worden verduurzamingen zoals deze steeds meer gewaardeerd, waardoor de waarde van je woning ook aanzienlijk zal stijgen. Dit in combinatie met de financiële besparingen door de jaren heel, zul je deze investering op lange termijn dik terugverdienen. Zonepanelen kopen is dus zeker de investering waard.

    Meer weten over investeringen? Hier lees je alles over investeren in vastgoed.

    Investeren in isoleren: houd de warmte binnen en de hoge kosten buiten

    In je woning verlies je vaak warmte via het dak, de muren, ramen en de vloer. Slimme isolatietechnieken, zoals dak- of muurisolatie worden daarom steeds populairder. Dit zijn beide effectieve methoden om de warmte binnen te houden. Een gemiddelde woning kan met goede isolatie op jaarbasis zo’n 1.350 m3 gas besparen.

    De terugverdientijd van isolatietechnieken is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de soort isolatie, de energieprijzen op dat moment en de subsidies die je ervoor krijgt. Echter blijft het een feit dat isoleren een goede investering is voor nu én voor de toekomst. Met een dak- of muurisolatie houd je niet alleen in de winter de warmte binnen, maar in de zomer ook de hitte buiten. Door een duurzaamheidsadviseur in te schakelen, kunnen de exacte verduurzamingsmogelijkheden worden besproken en kan het besparen beginnen.

    Slimme thermostaten: de nieuwste technieken

    Een van de nieuwste technieken op het gebied van verduurzamingen zijn slimme thermostaten. Buiten het duurzaamheidsaspect, brengt deze slimme techniek ook comfort en controle. Een slimme thermostaat is als het ware een geavanceerde versie van de klokthermostaat. Deze stemt de verwarmingsregeling automatisch af op het leefpatroon van een huishouden. Met deze techniek kunt u zelfs de thermostaat op afstand bedienen met uw telefoon, laptop of tablet. De kosten van deze slimme thermostaten variëren, maar u kunt hiermee op jaarbasis honderden euro’s besparen. Ook dit is dus zeker de investering waard.

    De meeste verduurzamingen kosten in eerste instantie behoorlijk wat geld. De subsidies, stijgende woningwaarde en groeiende vraag naar verduurzamingen en een beter milieu, maakt deze en andere investeringen zeker de moeite waard. Op lange termijn kunnen de kosten worden terugverdiend en bij slim gebruik kunt u er zelfs een verdienmodel van maken. Zoek uit wat voor uw woning mogelijk is en vraag na welke subsidies en fiscale voordelen voor u mogelijk zijn.

    Lees ook: hoeveel kun je verdienen door te investeren in een festival?Of hoe duurzaamheid een groeiende rol kan spelen in investeringen.

  • Is het nog wel verstandig om naar een inflatie van 2% te streven?

    Het ziet er naar uit dat centrale banken opnieuw aan de vooravond staan van een monetair verruimingsbeleid. In hun streven de inflatie op te stuwen naar een niveau van 2% lijken centrale banken bereid om hun monetaire beleidsmogelijkheden uit te putten op een moment dat de economische output gemiddeld of zelfs nog bovengemiddeld is.

    Het probleem is dat er weinig bewijs is dat het verlagen van de rente succesvol is in het opjagen van de groei of in het opstuwen van de inflatie. Sterker nog, het risico is reëel, dat in sommige landen dit beleid contraproductief kan uitpakken, waardoor de zaadjes voor de volgende crisis geplant worden. Mocht het zover komen, dan kunnen centrale banken wel eens machteloos blijken in het bestrijden van de nieuwe crisis.

    Waarom 2% inflatie?

    Is het daarom misschien geen tijd de doelstelling van 2% inflatie los te laten? We moeten vaststellen dat centrale banken in grote delen van de wereld nu al meer dan tien jaar de rente beneden het ‘neutrale’ niveau houden. Daarmee zeggen ze in feite dat de rente nog heel lang heel laag zal blijven. Dat gebeurt ook nu, terwijl de werkgelegenheid hoog is en de economische groei in sommige landen hoger uitvalt dan haalbaar leek in de huidige stand van de cyclus.

    Met een inflatie die weigert omhoog te kruipen naar de doelstelling van 2% zien centrale banken zich gedwongen de rente ook heel laag te houden. Dat doen ze omdat ze bang zijn dat de inflatie kan omslaan in deflatie. Mocht dat gebeuren, dan is de vrees dat de waarde van allerlei vermogenstitels aangevreten wordt. Daardoor zou de schuldenberg in absolute termen alleen maar verder groeien. Uitstel van consumptie door de burger en bedrijfsleven zou prijzen ook nog eens omlaag drukken met een recessie als gevolg.

    Japan

    Is deze redenering wel helemaal zuiver? Een land als Japan zit al meer dan twee decennia in een disinflatoire en deflatoire omgeving. Toch is de groei per hoofd van de bevolking niet veel anders dan in Europa of de VS. Daar staat tegenover dat deflatie in de huizenmarkt – of in welke sector dan ook – het gevolg is van overinvesteringen of misallocatie van kapitaal. Dat is dan waarschijnlijk weer het gevolg van een te soepel monetair beleid. Centrale banken in Australië en Canada hebben vastgesteld dat een lange periode met zeer lage rentes een belangrijke aanjager was voor de zeer hoge huizenprijzen. Die zien ze nu als een belangrijke bedreiging voor de economische vooruitzichten.

    Een te lage rente over een te lange termijn verstoort de markt, maar herbergt ook het risico in zich dat centrale banken weinig of geen ammunitie meer hebben om een komende crisis te bestrijden. Die zou dus wel eens nodeloos lang kunnen duren. Te lage rente kan ook uitmonden in ‘zombificatie’. Marginale bedrijven blijven overeind, omdat geld goedkoop is, maar ook kunnen er veel verkeerde investeringen plaatsvinden dankzij een te lage rente. En dat alles, terwijl het uiteindelijke doel van een inflatie van 2% ver uit het zicht blijft. Is er met andere woorden een correlatie tussen een lage rente en een lage inflatie? Gaan zodoende inflatieverwachtingen eerder omlaag dan omhoog?

    Hoe ‘natuurlijk’ is het natuurlijk niveau van inflatie? Dat hangt waarschijnlijk van veel factoren af, zoals de stand van de technologie, van de globalisering en de demografische ontwikkeling. In regio’s als Europa en Japan is de economische groei zwak en dreigt deze nog verder te verzakken. Is een inflatie van 2% dan het natuurlijk en gewenst niveau? Misschien moeten centrale banken wat minder dogmatisch worden? Het huidig framework voldoet niet (meer) en herbergt veel risico’s in zich. Dat moeten we misschien niet willen.

    Cor Wijtvliet

    corwijtvliet-logo

    Deze bijdrage is afkomstig van www.corwijtvliet.nl

    Tot slot:

    Vindt u deze columns van Cor Wijtvliet interessant, dan kunt voor €25 per jaar donateur worden van het CorWijtvlietJournaal. Ook kunt u een geheel vrijwillige bijdrage overmaken naar NL14RABO0156073676, ten name van Wijtvliet Research.

    Donateurs krijgen niet alleen zonder vertraging het CorWijtvlietJournaal in hun mailbox, maar kunnen ook rekenen op een wekelijkse extra nieuwsbrief met vijf beleggingstips van Cor Wijtvliet. Neem voor meer informatie contact op met Cor Wijtvliet via het hierboven genoemde mailadres.




  • ‘Centrale banken moeten streven naar hogere inflatie’

    ‘Centrale banken moeten streven naar hogere inflatie’

    Centrale banken wereldwijd moeten hun handen ineenslaan om hun inflatiedoelstelling te verhogen. Daarvoor pleit Adam Posen, die als beleidsmaker actief was bij de Bank of England. De voormalig centraal bankier zei bij een bijeenkomst van de ECB dat een doelstelling van 2% inflatie niet voldoende is.

    “De 2% doelstelling, waar ik veertig jaar geleden voor pleitte, is niet meer bruikbaar. Geen enkele centrale bank kan het alleen doen. De hardnekkig lage inflatie, het gevaar van een ondergrens en het probleem met de geloofwaardigheid dat het doel niet bereikt wordt betekent dat we een ambitieuzer doel moeten stellen.”

    Streven naar meer inflatie

    De inflatie waar centrale banken naar kijken is al jaren hardnekkig laag, ondanks alle monetaire stimulering. Centrale banken worstelen met dit vraagstuk, omdat hun beleid niet het gewenste resultaat oplevert. Ook opvallend is dat de werkloosheid in veel Westerse landen laag is, maar dat de lonen ondertussen amper stijgen.

    Een krappe arbeidsmarkt betekent volgens het handboek van centrale banken dat de lonen stijgen, wat op termijn ook effect moet hebben op de prijzen. Maar de cijfers wijzen uit dat de lonen al heel lang achterblijven, waardoor ook de koopkracht onder druk staat.

    Meer stimulering?

    Posen noemde geen concreet getal voor de inflatie die centrale banken zouden moeten nastreven. Het is een vraagstuk waar verschillende centrale banken zich over buigen, maar waar de meningen over verschillen. Bij de Federal Reserve gaan er al stemmen op om een hogere inflatie toe te staan, terwijl ECB-president Draghi vooralsnog geen reden ziet om de inflatiedoelstelling aan te passen.

    De Amerikaanse centrale bank zou de rente kunnen verlagen om de inflatie aan te jagen, maar het is de vraag of de centrale bank daarmee dichter bij haar doelstelling komt. Het grootste probleem is dat het monetaire beleid juist meer ongelijkheid heeft veroorzaakt, waardoor de koopkracht van een grote groep mensen achterblijft.

    Het is dan ook geen toeval dat er ook steeds meer naar overheden wordt gekeken om de koopkracht van de bevolking te versterken. Met fiscale stimulering komt er meer geld in de handen van de bevolking, waardoor de prijzen sneller zullen stijgen. Toch is het ook een gevaarlijk experiment, omdat centrale banken de controle over de inflatie kunnen verliezen. Centrale banken moeten dus uitermate voorzichtig zijn met wat ze wensen.

    Dit artikel verscheen eerder op Holland Gold




  • Het gevaar van Modern Monetary Theory

    Het gevaar van Modern Monetary Theory

    De laatste maanden horen we steeds meer over Modern Monetary Theory (MMT) als middel om de economie te stimuleren. Het uitgangspunt van deze theorie is dat overheden een grotere rol krijgen in de sturing van de economie. In plaats van indirecte stimulering via centrale banken moeten overheden de economie rechtstreeks gaan stimuleren, bijvoorbeeld door overheidsuitgaven te verhogen of belastingen te verlagen. De achterliggende gedachte is dat overheden op deze manier de geldhoeveelheid beter kunnen sturen en verdelen dan centrale banken.

    Deze theorie bestaat al langer, maar wint aan populariteit nu de effectiviteit van centrale banken lijkt af te nemen. Centrale banken hebben de rente al drastisch verlaagd en hebben daarna ook verschillende rondes van monetaire verruiming uitgevoerd, maar daar heeft niet iedereen evenveel van geprofiteerd. Tien jaar na de crisis kunnen we concluderen dat het monetaire beleid vooral gunstig was voor de rijken en dat de vermogensongelijkheid alleen maar verder is toegenomen.

    Het is om die reden dat er in verschillende wetenschappelijke en politieke kringen wordt opgeroepen tot meer fiscale stimulering, vooral aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Juist nu de rente laag is zouden overheden meer geld moeten uitgeven om werkgelegenheid te creëren en de middenklasse te ondersteunen. Het is een nobel streven, maar het is nog maar de vraag of dit beleid ook op de langere termijn houdbaar is.

    Modern Monetary Theory (MMT)

    Voorstanders van Modern Monetary Theory zien weinig bezwaren. Als overheden kunnen lenen in hun eigen valuta, dan kunnen ze altijd extra geld bijdrukken om hun schuldverplichtingen na te komen. Wel kan de inflatie als gevolg van overheidsstimulering verder oplopen, maar dat kan volgens voorstanders van MMT worden opgevangen door de belastingen te verhogen. Op die manier kan er weer geld uit de economie worden gehaald en kan de inflatie gecontroleerd worden, zo luidt de theorie.

    Ook vermogensbeheerder Ray Dalio ziet meer fiscale stimulering wel zitten. In een nieuw artikel op LinkedIn schrijft hij dat beleidsmakers eigenlijk geen andere keuze hebben dan om deze theorie te omarmen. Hij concludeert dat zowel de inkomensongelijkheid als de vermogensongelijkheid de afgelopen decennia door het beleid van centrale banken sterk is toegenomen. Het is nu de uitdaging voor beleidsmakers om “welvaart te creëren voor de meeste mensen in een tijd dat monetair beleid niet meer werkt”, aldus Dalio.

    In zijn analyse bespreekt de vermogensbeheerder de verschillende mogelijkheden van rechtstreekse fiscale en monetaire stimulering. De meest subtiele manier is een uitbreiding van het opkoopprogramma van centrale banken, waarbij zij meer soorten activa opkopen. Bij meer agressieve vormen van monetaire en fiscale stimulering moeten we denken aan het kwijtschelden van publieke en private schulden of het uitdelen van geld aan overheden en huishoudens. Denk bijvoorbeeld aan de invoering van een soort basisinkomen.

    Volgens Dalio is het na renteverlagingen en stimuleringsprogramma’s tijd voor een derde fase van stimulering. Deze fase omvat meer coördinatie tussen fiscaal en monetair beleid, wat in de praktijk zoveel betekent als een nauwere samenwerking tussen overheden en centrale banken. Ook Christine Lagarde van het IMF heeft zich onlangs positief uitgelaten over het idee van meer fiscale stimulering. Volgens haar kan de theorie van MMT zeer nuttig zijn in een nieuwe crisis, omdat daarmee deflatie effectiever aangepakt kan worden.

    Ray Dalio ziet verschillende mogelijkheden voor fiscale stimulering (Bron: LinkedIn)

    Meer overheidsinterventie

    Op de korte termijn zou meer fiscale stimulering zoals hierboven wordt beschreven zeker kunnen helpen. Dat is ook meteen het grootste gevaar, want als je eenmaal deze weg inslaat is er geen weg meer terug. Fiscale stimulering zal worden gevolgd door nog meer fiscale stimulering, waardoor men uiteindelijk het vertrouwen in het geld verliest. Daar houdt de theorie van Modern Monetary Theory geen rekening mee, omdat die gebaseerd is op de aanname dat de overheid altijd belasting kan heffen en geld kan bijdrukken. Boekhoudkundig klopt de theorie, maar er wordt geen rekening mee gehouden dat men het vertrouwen in de overheid kan verliezen. Een scenario van hyperinflatie valt dan niet uit te sluiten, zo leert de geschiedenis ons.

    Een ander gevaar van deze theorie is dat het nog meer macht geeft aan overheden om de allocatie van middelen in de economie te sturen. We weten allemaal dat het herverdelen van de welvaart gepaard gaat met een afname van de economische productiviteit, omdat overheden nou eenmaal minder efficient kapitaal kunnen toewijzen dan de vrije markt. Dat probleem los je niet op met nog meer overheidsuitgaven, zeker niet op de langere termijn. Toch is de kans groot dat we het pad van fiscale stimulering gaan bewandelen, om de simpele reden dat de meeste mensen zullen kiezen voor politici die veel leuke dingen beloven voor de mensen. Bezuinigen is zowel in goede als in slechte tijden niet populair, zeker niet in een wereld waarin overheden bijna gratis kunnen lenen…

    Deze column verscheen eerder op Goudstandaard




  • Centrale banken weten het niet meer

    Centrale banken weten het niet meer

    Centrale banken hebben het er de laatste jaren maar druk mee. Zo is het aantal toespraken dat ze jaarlijks geven in de periode van 1998 tot 2014 verzesvoudigd. Sinds de financiële crisis communiceren ze niet alleen over hun monetaire beleid, maar proberen ze de markt ook met woorden in een bepaalde richting te sturen. Denk aan centraal bankiers die zeggen dat ze de rente nog lang laag zullen houden of dat ze zullen ingrijpen, mocht dat ooit weer nodig zijn. ‘Forward guidance’ noemen we dat.

    Forward guidance wordt door centrale banken uitgelegd als een nieuw beleidsinstrument, maar eigenlijk betekent het dat de bodem van de gereedschapskist van centrale banken in zicht is. Het is alsof je een centraal bankier vraagt om een hamer en hij een papiertje geeft met daarop een tekening van een hamer.

    Centrale banken geven steeds meer toespraken

    Centrale banken praten steeds meer, maar zeggen steeds minder

    In 2017 publiceerde de Zwitserse centrale bank nog een onderzoek over dit onderwerp. Daaruit bleek dat een toename van het aantal persconferenties van centrale banken helemaal niet zorgde voor meer duidelijkheid bij het publiek. Integendeel, de markt kreeg juist meer tegenstrijdige geluiden te horen, waardoor het moeilijker werd om het beleid van centrale banken te voorspellen. Uit de conclusie van het onderzoek van Thomas Lustenberger en Enzo Rossi:

    “Meer communicatie produceert voorspellingsfouten en vergroot de spreiding. Dit inzicht was voorzien door Simon (1971), die zei dat “een overvloed aan informatie een armoede van aandacht creëert.” Het sluit ook aan bij de conclusies getrokken door bijvoorbeeld Morris & Shin (2002), Sims (2003), Kahneman (2003) en Blinder (2004). Zij stellen dat ongecoördineerde communicatie de signaal-ruisverhouding juist kan verlagen in plaats van verhogen, en daarmee de effectiviteit van het monetaire beleid kan belemmeren.

    Anders gezegd, een centrale bank die spreekt met een kakofonie van stemmen heeft in feite misschien helemaal geen stem. Minder spreken kan dus gunstig zijn voor centrale banken die de voorspelbaarheid en homogeniteit tussen financiële en macro-economische voorspellingen willen vergroten. We leveren enig bewijs dat dit in het bijzonder waar voor kan zijn centrale banken waarvan het transparantieniveau al hoog is.

    Nog minder succesvol op het gebied van het voorspellen is het beleid van forward guidance, zoals nagestreefd na de financiële crisis. Het beïnvloedde noch de fouten noch de spreiding van de rente en opbrengstprognoses.”

    Terug bij af?

    De laatste jaren zit de wereldeconomie weer in een opwaartse trend. Dat herstel hebben we voor een belangrijk deel te danken gehad aan het ingrijpen van centrale banken. Met structurele opkoopprogramma’s en liquiditeitssteun voor banken werd het vertrouwen in schuldpapier hersteld. Daardoor kwam ook de kredietverlening aan consumenten en bedrijven weer op gang.

    We kunnen onszelf op de borst kloppen voor de economische groei van de laatste jaren, maar de vraag is of de economie ook zo goed blijft draaien zonder al die stimulering door centrale banken. De Federal Reserve zette haar geplande renteverhoging begin dit jaar niet door, omdat de vooruitzichten voor de economie te onzeker werden. De ECB is nog maar net gestopt met het opkopen van staatsobligaties en er wordt alweer gesproken over een nieuwe ronde van liquiditeitssteun aan banken. Ondertussen overweegt de Bank of Japan extra monetaire stimulering om een waardestijging van de munt te voorkomen.

    Om een lang verhaal kort te maken, het economische herstel van de afgelopen jaren is voor een belangrijk gedeelte te danken aan het ruime monetaire beleid van centrale banken. De gewenste ‘normalisering’ blijkt een moeizaam en pijnlijk proces, waarbij een nieuwe recessie gemakkelijk kan worden uitgelokt.

    Hoe nu verder?

    Centrale banken balanceren op een smal pad tussen deflatie en inflatie. Dat maakt dat ze heel weinig speelruimte hebben om effectief beleid te voeren. Een onvoorzichtige stap in de verkeerde richting – en die hoeft niet per se van centrale banken te komen – kan een keten van gebeurtenissen veroorzaken die leidt tot een nieuwe crisis.

    Mario Draghi zei laatst tijdens een hoorzitting in het Europees Parlement dat groei de beste manier is om uit de schulden te komen. In dit scenario worden schulden door inflatie makkelijker te betalen, maar de keerzijde is dat ook de waarde van het geld verder wordt uitgehold. En dat betekent verlies van koopkracht, zeker voor de lagere inkomens. En dat voedt het wantrouwen van de bevolking ten aanzien van overheden en centrale banken.

    Centrale banken moeten in deze onzekere tijden rekening houden met verschillende scenario’s. Dat betekent dat ze ook moeten anticiperen op de negatieve effecten van meer protectionisme en economische oorlogsvoering in de wereld. Als centrale banken wereldwijd besluiten meer goud te kopen en in toenemende mate goudvoorraden terughalen naar eigen land, dan is dat wat mij betreft zeker een teken aan de wand. We zouden wat meer moeten kijken naar wat centrale banken doen en minder moeten luisteren naar wat ze zeggen.

    Deze column verscheen eerder bij Goudstandaard




  • Besteedbaar inkomen Amerikanen is nauwelijks gestegen

    De inkomens van de meeste Amerikanen zijn de afgelopen decennia amper gestegen, zo blijkt uit onderzoek van Pew Research. Gecorrigeerd voor de inflatie lag het gemiddelde uurloon in 2018 ongeveer tien procent hoger dan in 1964. Dat is opmerkelijk, als je bedenkt dat de werkloosheid in de Verenigde Staten volgens officiële statistieken nu bijzonder laag is.

    Het onderzoek van Pew Research laat zien dat de gemiddelde Amerikaan nu ongeveer evenveel koopkracht heeft als veertig jaar geleden. Het uurloon is weliswaar gestegen, maar door de inflatie is de effectieve koopkracht ongeveer gelijk gebleven.

    Koopkracht niet gestegen

    Volgens cijfers van het Bureau of Labor Statistics verdiende een werknemer in juli dit jaar gemiddeld $22,65 per uur, een stijging van 2,7% ten opzichte van een jaar eerder. De laatste vijf jaar steeg het uurloon met gemiddeld 2% tot 3% per jaar, terwijl dat voor de crisis van 2008 ongeveer 4% per jaar was. In de jaren ’70 en ’80 stegen de lonen twee keer zo hard, maar toen was ook de inflatie hoger.

    Kijken we naar de effectieve koopkracht, dan zien we dat er in de jaren ’80 en ’90 sprake was van een daling. Daarna verbeterde de situatie voor werknemers, maar beter dan in de jaren ’70 werd het niet. In 1973 was het uurloon van $4,03 door inflatie evenveel waard als $23,68 op dit moment.

    Gemiddeld inkomen Amerikaanse werknemer is nauwelijks gestegen (Bron: Pew Research)

    Meer inkomensongelijkheid

    De inkomensongelijkheid in de Verenigde Staten is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Nemen we het jaar 2000 als startpunt, dan zien we dat de laagste tien procent van de inkomens er sindsdien cumulatief 3% op vooruit zijn gegaan. Dat terwijl de rijkste tien procent sinds het millennium cumulatief 15,7% meer is gaan verdienen.

    Een van de redenen waarom de koopkracht van veel Amerikanen na al die decennia nauwelijks is toegenomen is dat de sociale premies sterk zijn toegenomen. Deze kosten worden voor een deel gedragen door werkgevers, waardoor ze meer terughoudend zijn om de lonen te verhogen. Ook noemt Pew Research de verzwakte positie van de vakbonden als één van de redenen waarom de inkomens niet verder stijgen.

    Uit een eerder onderzoek van Pew Research kwam al naar voren dat het verschil tussen de hoge en lage inkomens de afgelopen decennia sterk is toegenomen. Verdiende de top 10% in 1970 nog 6,9 keer zoveel als de onderste 10%, in 2016 was dat al 8,7 keer zoveel.

    Ook in Nederland is de situatie de afgelopen decennia nauwelijks verbeterd. Uit onderzoek van de Rabobank is gebleken dat het besteedbare inkomen zo goed als gelijk is gebleven. De belangrijkste redenen daarvoor is dat er meer geld blijft hangen bij bedrijven en overheden. Aan de andere kant zijn huishoudens gemiddeld steeds kleiner, waardoor vaste lasten relatief hoog zijn.

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

    Waardeert u de artikelen en analyses op onze site, steun ons dan met een eenmalige of periodieke donatie. Met uw donatie kunnen we mooie artikelen blijven schrijven en worden we minder afhankelijk van inkomsten uit advertenties. Klik hier om te doneren!




  • Centrale bankiers moeten op zoek naar nieuwe beleidsindicatoren

    Het lijkt binnen de opkomende markten in een hoog tempo de verkeerde kant uit te gaan. Is dit het begin van iets veel ergers? Gaan de bubbels op de kunstmatig opgepompte markten eindelijk barsten? Het is alweer 10 jaar geleden dat de laatste bubbel ontplofte en dus is die vraag op zijn plaats.

    Die crisis werd bezworen, omdat centrale bankiers de rente ultra laag hielden en hun balansen met het lieve sommetje van $15 biljoen verruimden. Die daadkracht verhinderde dat de Grote Recessie omsloeg in een Grote Depressie. Dankzij dit beleid boeken beurzen record na record, maar een modale loonsverhoging zit er niet in. Centrale banken kunnen bubbels creëren, maar ze kunnen de drukkende effecten van globalisering, deflatie als gevolg van technologie en de groeiende macht van een handvol corporaties op de loonontwikkeling, niet ongedaan maken.

    Dat wil niet zeggen dat centrale bankiers met hun onconventionele aanpak geen goed werk verricht hebben in de afgelopen crisisjaren. Die is misschien wel iets minder onconventioneel dan menigeen verkondigt. Al sinds de jaren van Alan Greenspan houden banken de rente graag laag en nemen het risico op een asset bubbel op de koop toe. Ze zien zich hiertoe gedwongen. Politici in de ontwikkelde landen slagen er al tien jaar niet in om het lot van de doorsnee burger enigszins te verbeteren. Er zijn geen grote infrastructurele werken gestart, er wordt weinig tot niets gedaan aan de verbetering van het onderwijs.

    Grenzen monetaire stimulering bereikt?

    Deze vorm van monetair stimuleren is echter op zijn grenzen gestuit. Ongeveer 10% van de bevolking in de VS bezit 84% van de aandelen. Een stijging van de prijzen van assets stimuleert niet langer de inflatie, maar de ongelijkheid. De nieuwe voorzitter van de Fed, Jerome Powell, lijkt niet van zins om het huidige beleid snel aan de kant te schuiven. Voor hem is het nog steeds business as usual. Alhoewel, het lijkt erop dat het besef aanwezig is dat de huidige strategie niet meer werkt.

    Volgens Powell is inflatie niet langer de beste indicator om te bepalen of de arbeidsmarkt overspannen is of niet. Onderzoek wijst uit dat in de aanloop naar de laatste twee recessies excessen ontstonden op de financiële markten. Die pakten noodlottig uit voor de economie, niet de inflatie. De boodschap moet dus luiden dat beleidsmakers en risicomanagers verder moeten kijken dan alleen maar naar inflatie als ze excessen willen ontwaren. Die boodschap betekent ook dat centrale banken eindelijk erkennen dat er zoiets als financialisation bestaat en dat de financiële markten de bron van veel onheil zijn. Tot voor kort gold het dogma dat een economische neergang uitmondt in een val van de financiële markten. Natuurlijk waren al eerder beleidsmakers die mening toegedaan.

    Goedkoop geld zorgt voor bubbels

    Al in 1959 schreef Alan Greenspan dat goedkoop geld en hoge koersen voor bubbels konden zorgen die veel onheil konden aanrichten in de wereld van alledag. Dat werpt weer de vraag, waarom Greenspan als voorzitter van de Fed en met hem ook de voorzitters na hem bubbels lieten ontstaan om ze vervolgens te laten ontploffen? Het antwoord moet luiden dat Greenspan de financiële sector een zeer warm hart toedroeg. Hij gunde de sector zijn feestjes. Ter verontschuldiging kan aangevoerd worden, dat de politiek het hem moeilijk had gemaakt om het feestje stop te zetten.

    Maar terug naar het heden. Is het zeer wel mogelijk dat de gang van zaken in de opkomende markten een voorbode is van een forse economische afkoeling. Bijna niemand ontkent dat die voor de deur staat en vroeger of later aanklopt. Die wetenschap zou centrale bankiers moeten aansporen op zoek te gaan naar een nieuwe strategie. Het is immers tien jaar geleden dat de crisis startte en bijna veertig jaar geleden dat de rentedaling inzette.

    Om te beginnen zou het niet onverstandig zijn de financiële markten te incorporeren in de economische modellen. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is het belang en het gewicht ervan alleen maar gegroeid. Wat zouden alternatieve criteria voor inflatie kunnen zijn? De almaar groeiende schuldenberg? De groei van de vermogenstitels in relatie tot de groei van het bruto binnenlands product of misschien gewoon de krankzinnige stijging van de huizenprijzen in alle grote steden van de wereld. Misschien is dat wel de beste indicator, zoals dat in 2008 ook het geval was!

    Cor Wijtvliet

    corwijtvliet-logo

    Deze bijdrage is afkomstig van www.corwijtvliet.nl

    Tot slot:

    • Hebt u opmerkingen en/of vragen? Mail ze gerust aan: [email protected]
    • Of via mijn twitteraccount: @wijtvliet
    • Voor meer door mij geschreven artikelen bezoekt u mijn website: www.corwijtvliet.nl
    • Of bezoek www.Beurshalte.nl      
    • Ontvangt u het Cor Wijtvliet Journaal niet rechtstreeks? Abonneert u zich dan hier!

    Vindt u deze columns van Cor Wijtvliet interessant, dan kunt voor €25 per jaar donateur worden van het CorWijtvlietJournaal. Ook kunt u een geheel vrijwillige bijdrage overmaken naar NL14RABO0156073676, ten name van Wijtvliet Research.

    Donateurs krijgen niet alleen zonder vertraging het CorWijtvlietJournaal in hun mailbox, maar kunnen ook rekenen op een wekelijkse extra nieuwsbrief met vijf beleggingstips van Cor Wijtvliet. Neem voor meer informatie contact op met Cor Wijtvliet via het hierboven genoemde mailadres.

  • Inflatie naar hoogste niveau in jaren

    Nederlanders betaalden in juli 2,1% meer voor goederen en diensten dan een jaar geleden, zo blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS. Een maand eerder was de prijsstijging nog 1,7% op jaarbasis, maar door de stijging van de huren die in juli werd doorgevoerd stijgt de prijzen van goederen en diensten voor het eerst sinds september 2013 weer met meer dan 2% op jaarbasis.

    De consumentenprijsindex (CPI) is een belangrijke indicator voor het verschijnsel inflatie, maar is niet hetzelfde. De index geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten zoals dagelijkse boodschappen, kleding, benzine, huur en verzekeringspremies. Inflatie is breder dan de prijsontwikkeling van consumentengoederen en –diensten, want bijvoorbeeld ook koopwoningen, industriële producten, aandelen en goud veranderen van prijs.

    Huren wordt duurder

    Vooral door de ontwikkeling van de woninghuren was de jaar-op-jaarstijging van consumentenprijzen groter dan in juni. De meeste woninghuren worden jaarlijks in juli verhoogd. In juli 2018 waren de huren gemiddeld 2,3 procent hoger dan een jaar eerder. Vorig jaar stegen de huren met 1,6 procent. Verder werden elektriciteit en aardgas duurder. Dit had ook een opwaarts effect op de ontwikkeling van consumentenprijzen, aldus het CBS.

    Prijsstijging boven de 2% per jaar door stijgende huren (Bron: CBS)

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

  • Venezuela schrapt vijf nullen van valuta

    De regering van Venezuela wil vijf nullen van de valuta schrappen in plaats van de oorspronkelijk geplande drie, zo maakte de Venezolaanse president Maduro deze week bekend. Deze aanpassing zal op 20 augustus worden doorgevoerd en moet voorkomen dat er een tekort aan geld ontstaat. Door meer nullen van de bankbiljetten te halen zijn er minder biljetten nodig, maar met een verwachte inflatie van 1 miljoen procent zal het effect van deze maatregel waarschijnlijk slechts van korte duur zijn.

    Tegelijk met het schrappen van vijf nullen zal de munteenheid van Venezuela gekoppeld worden aan de petro, een virtuele munt die begin dit jaar door de regering werd uitgebracht. Deze virtuele munt zou gedekt worden door olie, maar hoe dat precies in zijn werk gaat blijft in de documentatie onduidelijk. Verdere details over deze koppeling met de Venezolaanse bolivar bleven ook uit, waardoor beleggers niet weten wat ze precies van de petro moeten verwachten.

    Hyperinflatie

    Venezuela kwam in 2014 in de problemen door de daling van de olieprijs, waardoor een belangrijk deel van de inkomsten verloren gingen. Sindsdien is er sprake van een tekort aan geld, waardoor de centrale bank steeds meer bankbiljetten moet bijdrukken. Dat is kenmerkend voor hyperinflatie, waarin de waarde van al het geld in omloop sneller daalt dan het bijgedrukt kan worden. Daardoor wordt het tekort aan geld paradoxaal genoeg alleen maar groter.

    Door de hyperinflatie zijn veel winkelschappen leeg en hebben veel mensen ook simpelweg het geld niet om voedsel en medicijnen te kopen. Daarom besluiten steeds meer mensen het land te ontvluchten. De regering probeerde het vertrouwen in de munt te versterken door een deel van de oliereserves van het land te nationaliseren en over te dragen aan de centrale bank. Of deze maatregel nog effect zal hebben is nog maar de vraag, want het vertrouwen in het geld en de overheid is tot een dieptepunt gedaald.

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

  • ‘Risk on’ op de markten leidt tot uitverkoop dollar

    Wereldwijd besloten de markten opgewekter te reageren op de dreiging van een handelsoorlog tussen belangrijke handelspartners. De aandelenkoersen stegen wereldwijd, maar de Amerikaanse rendementen daalden juist licht. De combinatie van lagere Amerikaanse rendementen en een grotere risicobereidheid leidde tot een rally van elke belangrijke valuta ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De best presterende munt was de Mexicaanse peso, die meer dan 6% steeg. De markten vertoonden een ‘verkoop het gerucht, koop het nieuws’-reactie op de overtuigende winst van links bij de Mexicaanse verkiezingen afgelopen zondag.

    Alle ogen zijn nu gericht op het Amerikaanse inflatierapport van juni, dat donderdag verschijnt. In het banencijfer van juni was de loonstijging minder dan verwacht; dit betekent dat de kans op een afwijking bij deze cijfers waarschijnlijk ook groter is geworden. Ook de publicatie van de notulen van de laatste ECB-bijeenkomst donderdag zal deze week een doorslaggevende gebeurtenis zijn. Hieronder de belangrijkste valuta in detail.

    Euro

    Hoewel er in de eurozone verder weinig gebeurde, waren de Duitse fabrieksorders en de industriële productie toch belangrijke positieve verrassingen. Ook deze gegevenspunten bevestigen dat de vertraging in activiteit in de eurozone voor de zomer een incident was en geen trendwijziging. De ECB-notulen die donderdag verschijnen zullen wat meer duidelijkheid geven over de planning die de Raad van Bestuur heeft voor het verhogen van de rente. De markten verwachten een eerste verhoging in september 2019. Wij beginnen te verwachten dat het wel eens wat eerder zou kunnen gebeuren.

    Britse pond

    De markten negeerden zowel het positieve nieuws uit de PMI-rapporten over zakelijke activiteit als het opgewekte bericht van Carney, en bleven zich richten op het gebrek aan voortgang bij de Brexit-onderhandelingen. Het Britse pond volgde bijna elke tick van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar, wat deze week een mooie rally van meer dan 1% opleverde.

    Voor het pond wordt het een drukke week. De cijfers van de industriële productie en de maakindustrie die dinsdag verschijnen zouden het pond kunnen steunen als ze de sterke opleving in de economische cijfers van het Verenigd Koninkrijk bevestigen.

    Amerikaanse dollar

    Het banencijfer van juni gaf een wisselend beeld. Het headline cijfer voor banengroei was met 213.000 hoger dan de consensus van 195.000. Hierbij moet toegevoegd worden dat ook het cijfer voor mei opwaarts werd bijgesteld. De werkloosheid steeg echter onverwacht van 3,8% in mei naar 4% in juni – maar dit werd volledig veroorzaakt door het feit dat meer mensen zich weer als werkzoekenden meldden. De loongroei vertraagde licht, van 0,3% naar 0,2% op maandbasis, en steeg met 2,7% jaar op jaar; hiermee ligt hij nu voor het eerst sinds vele jaren net iets onder de inflatie.

    Na deze afwijking zouden teleurstellende CPI-cijfers over de inflatie donderdag er wel eens toe kunnen leiden dat de markten hun verwachtingen ten aanzien van toekomstige renteverhogingen door de Fed bijstellen en de recente sell-off van de dollar aangewakkerd wordt.

    Door: Enrique Díaz-Álvarez (Ebury)

    Enrique Diaz-Alvarez is chief risk officer en staat aan het hoofd van het analistenteam van Ebury in New York. Vanwege zijn gedrevenheid, passie en gedegen kennis, wordt Enrique door Bloomberg erkend als een van de meest accurate voorspellers van de marktbewegingen.

    Over Ebury:

    Ebury maakt internationale markten toegankelijker met valutadiensten op maat en flexibel handelskrediet voor ondernemingen. Ebury werkt samen met ruim 12.000 organisaties en verricht 12 miljard euro aan valutatransacties in 140 verschillende valuta. Het bedrijf heeft kantoren in het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Spanje en Polen. De speerpunten van Ebury:

    • Financiële diensten die normaal zijn voorbehouden aan grote multinationals
    • Financiering van uw aankopen
    • Marktkennis en valutadiensten op maat
    • Ons netwerk van liquidity providers en intermediaire banken
    • Transacties in ruim 140 verschillende valuta

    Meer informatie op www.ebury.nl

  • Hoe veilig zijn staatsobligaties?

    Staatsobligaties zijn sinds het loslaten van de goudstandaard uitgegroeid tot het fundament van ons financiële systeem. Het schuldpapier van overheden wordt gebruikt als onderpand voor financiële transacties en wordt gezien als risicovrije component in de beleggingsportefeuilles van pensioenfondsen en verzekeraars.

    De kans is groot dat ook uw leningen – zoals studieschuld en hypotheekschuld – gebaseerd zijn op de rente op staatsleningen. Ook zult u in de moderne economieboeken waarschijnlijk terugvinden dat het rendement op staatsobligaties als risicovrij rendement beschouwd mag worden.

    De wereld leek zo simpel, totdat we in 2008 getuige waren van de grootste financiële crisis sinds de jaren dertig. Overheden moesten met miljarden banken overeind houden, met als gevolg dat ook de kredietwaardigheid van landen ter discussie kwam te staan. Centrale banken wisten de markten weer te kalmeren, maar pas nadat ze voor honderden miljarden aan staatsobligaties hadden opgekocht en de rente naar nul procent hadden gebracht.

    Geen monetaire discipline

    We kunnen er lang over discussiëren of centrale banken adequaat hebben gehandeld tijdens de crisis, maar feit is dat ze alle prikkels bij overheden hebben weggehaald om orde op zaken te stellen. Dat een land als Italië vandaag de dag geen 7% meer hoeft te betalen om geld op te halen heeft ze niet te danken aan een verantwoord fiscaal beleid, maar aan de impliciete garantie dat de Europese Centrale Bank zal ingrijpen op het moment dat het weer mis dreigt te gaan.

    De fundamentele problemen zijn niet opgelost, maar slechts gemaskeerd door het ruime monetaire beleid van de ECB. De gedachte achter de euro – een munt losgekoppeld van de staat om een zekere fiscale discipline bij de lidstaten af te dwingen – werd met het omstreden opkoopprogramma van de ECB in één keer om zeep geholpen. Italië en de andere zuidelijke landen bleken toch boven de centrale bank te staan, terwijl het eigenlijk andersom had moeten zijn.

    De ellende komt later…

    Italië wil €250 miljard wegstrepen?

    Deze week lekte een gedeelte van het concept regeerakkoord van de nieuwe Italiaanse regering uit, waarin de regeringscoalitie van de Vijfsterrenbeweging en Lega Nord duidelijk laat blijken dat ze niet van plan is de fiscale en monetaire regels van de Eurozone na te leven. Niet alleen willen ze de Europese begrotingsregels van maximaal 3% tekort en maximaal 60% staatsschuld overboord gooien, ook willen ze voor €250 miljard aan staatsschuld op de balans van de ECB wegstrepen. Daarnaast zou de regering een opt-out willen voor de euro, een standpunt waar de coalitie later overigens weer op terug kwam.

    De financiële markten waren geschrokken van de plannen van de nieuwe Italiaanse regering, maar de kans is groot dat het hier niet bij zal blijven. Ook in andere landen zullen regeringen proberen te ontsnappen aan de fiscale discipline die de gemeenschappelijke munt hen oplegt. Kunnen we niet meer devalueren? Dan proberen we onze schulden wel weg te inflateren of zelfs weg te strepen.

    Spaarders zijn gewaarschuwd!

    Frank Knopers

    Deze column van Frank Knopers verscheen eerder op GoudstandaardGoudstandaard is gespecialiseerd in de verkoop en opslag van fysiek edelmetaal. Wilt u meer informatie over beleggen in edelmetalen? Bel ons op +31(0)88 46 88 488 of mail naar [email protected].